Leraren zijn niet lui en met kinderen sol je niet!

Mijn heldere uitlatingen over het onderwijs zijn nogal eens (bewust?) verkeerd weergegeven. Op een bijeenkomst in Amersfoort met vertegenwoordigers uit de vakbonds-, en onderwijswereld met diverse politici heb ik daarom de gelegenheid aangegrepen een aantal punten te weerspreken. Ook voor lezers van deze site is mijn bijdrage wellicht interessant:

“Waarom sta ik hier? Ik sta hier omdat ik ben uitgenodigd op zo’n verjaarsfeestje in de straat waar je niet heel erg op zit te wachten, maar waarvan je fatsoenshalve vindt dat je er niet ontbreken kan. Maar die ene overbuurman, met wie je het echt aan de stok had heeft afstand genomen, een beetje dunnetjes, maar alla, van eerdere uitspraken, de andere buren zeggen steeds luider en indringender dat het nou wel welletjes geweest is en de moraalridders van het wijkkrantje riepen je zelfs op je andere wang toe te keren – niet je favoriete gewoonte noch voortkomend uit je dagelijkse overtuiging.

En nou ik er tóch ben, is het misschien goed een paar dingen luid en duidelijk uit te spreken.

De kern van mijn (en als ik ‘mijn’ zeg, bedoel ik niet mij als persoon, maar de politieke beweging die ik in de Tweede Kamer mag vertegenwoordiger; werk dat ik uit maatschappelijke betrokkenheid ben gaan doen en niet om er een baantje aan over te houden), de kern dus van mijn principiële bezwaar is dat ik vind dat er een klimaat is ontstaan waarin met kinderen wordt gesold. En daar neem ik dus ook principieel stelling tegen. En ja, dat doe ik in klare taal, zij het zonder ooit iemand te beledigen, daar kom ik straks op. Tegen de leiding van De Berkenschutse, die epilepsieschool in het Brabantse Heeze waar ik vorig jaar was, heb ik in een net zo open gesprek als wat volgens mij hier de bedoeling is, gezegd: ‘ik neem het u zeer ernstig kwalijk dat u zwaar epileptische kinderen die aan uw zorg zijn toevertrouwd heeft laten gebruiken door ze voor de camera van 1-Vandaag te laten sleuren, om de werkgelegenheid van een deel van de ambulante begeleiders veilig te stellen.’ Want ik vond dat een bewuste poging om een opinieklimaat te creëren waarin politici ervoor zouden terugschrikken om een impopulaire maatregel te nemen. De begeleiding van die kinderen was NIET in het geding; er was een stomme fout gemaakt op het departement die -uiteraard mede op mijn instigatie- parlementair is geredresseerd – maar er werd op onaanvaardbare wijze op de emotie van het grote publiek gespeeld in verkiezingstijd (Provinciale Staten). Het klimaat is daarna alleen nog maar verhard.  In het Kamerdebat van vorige week en op Radio en TV heb ik recente voorbeelden genoemd: drie klassen bij elkaar gezet en de kinderen wijs gemaakt dat hun school er zo uit zou komen te zien, volstrekt feitelijk onjuiste beweringen als zou de volledige functie van de ambulante begeleiding verdwijnen (als zou specialistische hulp van deskundigen om kinderen in het reguliere onderwijs te kunnen behouden worden opgeheven; quod non); een gefilmde juf voor de klas (Moraalridders) die een jochie van 8 op het bord laat schrijven 300 miljoen bezuinigen op het speciaal onderwijs, ik durf het zelf niet op te schrijven, tientallen brieven aan ouders  door schoolbesturen en directies die van ‘kaalslag’ reppen en ouders bang maken. Voor mij was de druppel die de emmer deed overlopen de uitlating van Kircz op 27 januari dat hij IN DE KLAS vertelde dat Elias en Beertema het onderwijs kapot maken. Hij heeft er recht op zijn opvattingen hard en scherp te formuleren, maar niet via de kinderen in zijn klas, zeker niet omdat hij als rolmodel fungeert; ik kreeg niet voor niets mails van leraren die me aankondigden zijn voorbeeld te volgen. Dat vond en vind ik indoctrinatie. We zouden, dat wilde organisator Slob, elkaar hier vandaag recht in de ogen kijken en dat doe ik dus: ik waardeer het bijzonder dat Walter Dresscher hier afgelopen maandag afstand van heeft genomen door te schrijven én op de radio te zeggen dat indoctrinatie niet thuishoort in de klas. Ik zeg er in diezelfde eerlijkheid wel meteen nog drie dingen bij:

-waarom moest dat zo lang duren, nadat Elbert Dijkgraaf van de SGP besloten had (waar Beertema, Biskop en ik ons bij aansloten) na deze -en andere!- uitlatingen van Kircs geen contact meer met de AOb te willen?

-waarom niet in één moeite door gewoon ruimhartig vastgesteld dat Beertema geen racist is? Mijn medewerker is lelieblank, de zijne is een Hindoestaanse  – en hij heeft 34 jaar les gegeven aan half multicultureel Rotterdam – wees dan ook zo flink in één moeite die excuses door te trekken, vind ik. Ik verschil overigens met Beertema van mening, maar ik geloof niet dat dat iedereen in de zaal hier is opgevallen, dus ik zeg het er nog maar eens even nadrukkelijk bij, over vakbonden; hij vindt dat maar niks; ik ben als overtuigd liberaal voor de vrijheid van organisatie en van vereniging – ik heb dus alleen moeite met veel standpunten van de bonden; dat is een wezenlijk verschil.

-hoe gaat hij concreet voorkómen dat niet dezelfde hysterie bij de volgende, alweer aangekondigde staking, ontstaat – en waarom wordt er überhaupt gestaakt als iedereen al weet dat de Eerste Kamer óók voor passend onderwijs gaat stemmen? Is het dan toch één grote ledenwerfactie? En dan ook nog eens op kosten van geld dat voor onderwijs bedoeld is?

Mijn tweede punt betreft de omgangsvormen, niet vanuit het gezichtspunt van een gekwetste ijdeltuit die zich het middelpunt van de wereld waant, zoals Jasper van Dijk van de SP er in het debat vorige week om politieke redenen van maakte, maar vanuit de gedachte dat leraren toch tenminste in zekere mate het morele kompas van onze jongeren ijken. Ik kan en wil niet snappen dat mensen die met kinderen werken NIET naar de argumenten van iemand willen luisteren met wie ze het niet eens zijn. Dat bij een leerlingendemonstratie met een enkele krentenbol gegooid wordt, soit  – maar léraren die vooraf bedenken om schoenen klaar te leggen om naar de fotoportretten te laten gooien van politici, terwijl die voor de vorm gevraagd wordt hun verhaal te komen houden – ik kan daar met m’n verstand niet bij. En al helemaal niet als achteraf gezegd wordt dat ik nog blij mocht zijn dat ze ze niet naar m’n kop gooiden. Deze verruwing is niet aan mijn kant ontstaan, wilde ik maar even vaststellen.

Bij die omgangsvormen hoort ook dat je je bij de feiten houdt. Vanuit de bonden is stelselmatig gezegd dat ik leraren lui heb genoemd. Ik tart iedereen om al mijn publieke uitingen na te vlooien en mij aan te wijzen waar ik dat gezegd heb. Het is namelijk niet waar. Wel heb ik zakelijke kritiek geuit en een heldere opinie gegeven over feitelijke bevindingen van de Onderwijsinspectie, welke feiten uiteraard tot verschillende gezichtspunten kunnen leiden, maar doe niet alsof die feiten niet bestaan. Zéker degenen die les geven aan onze kinderen of hen vertegenwoordigen, dienen de discussie zuiver te houden, vind ik. Er is geen debat of spreekbeurt geweest, waarin ik niet over het grote belang van de leraar gesproken heb en de meerderheid van hardwerkende docenten geprezen heb, werkelijk niet één keer. Het is onheus en unfair om dat stelselmatig te negeren en ik spreek u daar ook op aan.

Ik ben hier om u ervan te overtuigen dat mijn partij, onze fractie en ik het beste voor hebben met het onderwijs en dat ik niet accepteer dat de eerlijkheid van onze standpunten in twijfel wordt gesteld, zoals ik het ook in het Kamerdebat zei. U mag het met ons oneens zijn en we kunnen de degens wat mij betreft zonder enig probleem scherp kruisen op de inhoud. Maar zolang u op de man blijft spelen, krijgt u harder weerwerk dan u wellicht gewend was.

En ik stel dus voor dat we die vicieuze cirkel maar eens doorbreken. Zeker nu blijkt dat rond passend onderwijs het tij begint te keren en er ook steeds meer mensen hardop beginnen te zeggen dat het huidige systeem zodanig niet deugt dat je er ook best kunt reorganiseren zonder dat kinderen daar last van krijgen.

Ton Elias”