meer berichten uit 2012

DEN HAAG – De VVD haalt alles uit de kast om spijbelen tegen te gaan. Als scholen spijbelaars niet melden, zullen zij worden beboet.

Ouders van spijbelende kinderen dreigt bovendien de kinderbijslag te worden ontzegd.

Dat staat in het verkiezingsprogramma dat de partij vrijdag presenteert.

Volgens VVD-Kamerlid Ton Elias “staat spijbelen aan de wieg van schooluitval, en dat staat vaak weer aan de wieg van problemen als criminaliteit en werkloosheid”.

Hij vindt dat kinderen een eerlijke kans verdienen op een goede toekomst. “Daarom moeten we spijbelen vroeg en desnoods met harde hand aanpakken.”

Kern is volgens de partij dat er een cultuur moeten worden gecreëerd waarin spijbelen niet getolereerd is.

De VVD ziet schooluitval ook als verspilling van belastinggeld. Scholen en gemeenten hebben daarom volgens de partij de taak spijbelen tegen te gaan, en scholen zouden desnoods moeten worden beboet als zij spijbelaars niet melden.

Scholen zijn nu al wettelijk verplicht spijbelen te melden. Dat gebeurt echter niet altijd. De VVD hoopt met deze aanpak het tij te keren.

Concreet houdt het voorstel in dat als de leerplichtambtenaar een spijbelaar aantreft waarvan het verzuim niet is gemeld door de school, de onderwijsinspectie een seintje krijgt en de school automatisch een boete oplegt.

De hoogte van de op te leggen boete zal 1000 euro zijn per overtreding.

Ook ouders hebben volgens de VVD een verantwoordelijkheid om spijbelen van hun kinderen tegen te gaan. Daarom stelt de partij voor dat zij eveneens worden beboet als ze niet serieus werk maken van hun spijbelende kinderen.

Als een leerplichtambtenaar een spijbelaar aantreft, vindt de VVD dat de Sociale Verzekeringsbank de kinderbijslag moet stopzetten.

Door: NU.nl

Lees meer

Zondag 1 juli 2012 Bezoek aan Assen

Bij een geslaagd bezoek aan de VVD Kamercentrales Friesland, Groningen en Drenthe op zondag 1 juli heb ik samen met collega’s Johan Houwers en Erik Ziengs de nieuwe elektrische auto van ondernemer Henk Tappel uit Assen gepromoot. Ik herinner me nog goed hoe ik als jochie van 13 in Den Haag met een ijzeren bakkerskarretje van Spijkstaal meehielp brood te bezorgen; die dingen hadden een heel raar driehoekig stalen ‘stuur’. Dit nieuwe karretje vormt een mooi staaltje doorontwikkeling!

Lees meer

Spreektekst Ton Elias voor het AO SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld?’

MdV, vanwege de beperkte spreektijd beperk ik mij tot de hoofdpunten uit het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld’.

Het SCP bevestigt wat de VVD al jaren roept: onderwijseuro’s moeten goed besteed worden. Elke extra euro investering moet een stijging van de kwaliteit betekenen. Zolang er geen aantoonbare verbetering van kwaliteit bestaat, zijn extra investeringen niet zinvol. Eerst moet in het onderwijs orde op zaken gesteld worden. Het meten van de productie in het onderwijs is lastig. Een politiek debat voeren waarin het onderwijs beoordeeld wordt aan de hand van productie levert het verwijt op dat ‘onderwijs geen markt is’. Toch moet veel scherper worden nagedacht over de vraag: wat investeren we in het onderwijs en wat levert het op?

Ondanks extra investeringen in het onderwijs, zijn er volgens het SCP geen aanwijzingen dat leerlingen in het primair onderwijs beter zijn gaan presteren in de periode 1998 – 2009. “Dat een leerling het basisonderwijs heeft doorlopen, biedt geen garantie dat hij of zij een bepaald kennisniveau heeft bereikt.” Letterlijk stellen de auteurs van het rapport het volgende: “In het basisonderwijs bestaan weinig aanwijzingen voor verbeterde prestaties. De gemiddelde scores op de Cito-eindtoets blijven vrijwel gelijk en de PPON-onderzoeken signaleren dat bij het verlaten van de basisschool onveranderd 40% tot 50% van de leerlingen niet aan een aantal standaardeisen voldoet.”

Het kabinet nuanceert het SCP rapport op twee manieren. Ten eerste wil het kabinet geen harde productiviteitsmeting aannemen, omdat het onderwijs niet alleen tot hoger kennisniveau moet leiden maar ook tot burgerschap en zelfontplooiing. En, zo stelt het kabinet, dat is niet te meten. Ten tweede stelt het kabinet dat 35% van de stijging van de uitgaven te wijten is aan beleid. De overige stijging is te wijten aan het meer marktconform maken van arbeidskosten. Daarmee daalt automatisch de arbeidsproductiviteit. Ook stelt het kabinet dat rekening gehouden moet worden met de veranderende samenstelling van de leerlingenpopulatie. Wel ziet het kabinet ruimte voor verbetering in de kwaliteit en de productiviteit.

De Minister van Onderwijs reageert in de ogen van de VVD veel en veel te slap. Uit het SCP rapport blijkt niet waarom er zoveel verschil bestaat tussen scholen. Waarom kan de ene school, met dezelfde middelen, wel voldoende leraren aannemen en zorgen voor goede leerprestaties, en faalt de andere school? Voordat ‘het onderwijsveld’ weer op achterste benen staat dat dit rapport aanleiding zou zijn voor de VVD om bezuinigingen voor te stellen, wil ik weten wat die verschillen veroorzaakt. Het verschil wordt kennelijk niet veroorzaakt door het geld.

D66 heeft in de media meteen de Pavlov-reactie vertoond ervoor bevreesd te zijn dat de VVD dit rapport zal aangrijpen om bezuinigingen te legitimeren. Vrijwel over de hele linie bestaat er een soort kruisvaardersgeloof in de mantra dat meer geld in het onderwijs pompen het onderwijs beter maakt. Met dit rapport in de hand blijkt het tegendeel het geval te zijn. Dat zou ertoe moeten nopen de kop juist uit het zand te halen in plaats van hem er dieper in te steken.

De voortekenen zijn helaas somber: het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie wil het onderwijs vooral met rust laten en geen eisen stellen, D66 gaat verder met het geldsmijterijgeloof en een realistische onderwijswoordvoerder als Çelik, die vanuit de PvdA af en toe nog een béétje op het geld lette, moest het veld ruimen – ik hecht er nadrukkelijk aan hierbij te zeggen dat die opmerking niet op de persoon gericht is, maar op de partijbeslissing. Het is dringend gewenst dat het besef dat meer geld niet automatisch leidt tot betere prestaties ook tot andere politieke partijen dan de VVD doordringt.

De VVD stelt al langer dat schoolbesturen beter met geld om moeten gaan. Zij zijn immers zelf verantwoordelijk voor de besteding van middelen. Met de invoering van zogeheten lumpsumfinanciering (één zak met geld, waar schoolbesturen het naar eigen inzicht moeten doen) hebben scholen meer vrijheid gekregen om geld te besteden. Dat geld moet wel naar onderwijs gaan.

De VVD wil orde op zaken stellen in het onderwijs, zeker ook door bestedingen tegen het licht te houden en de financiële professionaliteit van schoolleiders/besturen aan de kaak te stellen.

Schoolleiders en schoolbesturen kunnen veel geld besparen door zakelijker met o.m. inkoop en administratie om te gaan. Ik heb een paar klokkenluiders in het onderwijs gevonden, die mij regelmatig van voorbeelden voorzien. Ik zal er twee noemen:

Een schoolbestuur (17 scholen) ontslaat een financieel manager, omdat het geen vertrouwen heeft in zijn voorstel om de administratie goedkoper in te richten. Hij verzette zich tegen de bestaande situatie, waarin die 17 scholen per jaar € 350.000 uitgaven aan een administratiekantoor, terwijl hij het met een software pakket en twee eigen administratief medewerksters voor circa € 120.000 wilde gaan regelen. Na diens ontslag kwam er een interim-manager, die € 190.000 factureerde om de boel op orde te krijgen. Let wel: voor 17 scholen.

In een ander voorbeeld wordt een commercieel extern inkoopbureau ingezet dat in drie weken tijd voor 60 scholen (drie verschillende besturen) € 290.000 op de inkoop wist te besparen door te heronderhandelen over lopende schoonmaak- en ICT-contracten.

Deze voorbeelden zijn zeer sprekend, maar ze vallen in het niet bij de echte, structurele geldverspilling in het onderwijs: de CAO’s die door ondermeer de VO-Raad worden afgesloten. Tot op de dag van vandaag bevatten die peperdure vervroegde uittredingsregelingen (BAPO), die er bijvoorbeeld in het MBO voor zorgen dat één op de 20 leraren de facto wegvalt als kracht voor de klas. Voor deze structurele geldverspilling door de onderwijswerkgevers zelf, die wél menen moord en brand te kunnen schreeuwen omdat klassen groter zouden worden en lessen uitvallen, is veel te weinig aandacht.

Ik blijf er op hameren dat er te weinig financiële kennis in onderwijsland is en dat dat moet veranderen. Schoolbesturen moeten bewuster met onderwijseuro’s omgaan en commerciëler leren denken. Actueel is de discussie over het ontslaan van leraren, nu blijkt dat scholen met hun budgetten niet uitkomen. Maar scholen in bijv. het primair onderwijs hebben te veel personeel in dienst genomen (3200 meer mensen in dienst dan op basis van het aantal leerlingen te verwachten was!) en kloppen vervolgens in Den Haag aan voor extra geld vanwege financiële tekorten. Geld dat partijen als de SP en D66 gretig toezeggen, omdat dat lekker bekt, zeker in verkiezingstijd. Maar terwijl de uitgaven voor onderwijs stegen, deden de leerlingprestaties dat niet.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias AO Wet medezeggenschap op scholen d.d. 27-06-2012

In 2007 is de Wet Medezeggenschap Onderwijs (WMO) vervangen door de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS). Het doel van de wet was het versterken van personeel, ouders en leerlingen in het besluitvormingsproces in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Conform de WMS is er nu – na vijf jaar – een evaluatie gedaan. De conclusie van ‘Research voor Beleid’ (bureau voor beleidsonderzoek) is dat de doelstelling van de wet gehaald is, maar dat er wel fikse nuances te plaatsen zijn.

Namens de VVD stel ik al bijna twee jaar vast dat in het onderwijs de schoolbesturen in een te groot aantal gevallen matig tot slecht functioneren. Ik heb al eerder aangekaart dat Raden van Toezicht voor een beter bestuurlijke controle scherper moeten opereren. Dat geldt ook voor de medezeggenschap. De medezeggenschapsraad moet zorgen voor een bestuurlijk evenwicht tijdens de besluitvorming. De Raden van Toezicht controleren vervolgens achteraf.

Volgens de Minister zijn medezeggenschapsraden op 99% van de scholen aanwezig en worden ze gewaardeerd en gerespecteerd. Er heerst volgens haar een “wijdverspreid gevoel van tevredenheid.” ‘Research voor Beleid’ heeft weliswaar enkele knelpunten aangewezen waar verbetering mogelijk is en die de Minister heeft opgenomen in haar beleidsreactie van eind maart jl.:

1) soms houdt het bevoegd gezag van een school zich niet aan de wettelijke verplichtingen en sommige medezeggenschapsraden worden niet of te laat geïnformeerd;

2) 10-20% van de zetels voor ouders en leerlingen in medezeggenschapsraden in het voortgezet onderwijs zijn niet bezet;

3) medezeggenschapsraden moeten professionaliseren;

4) de naleving van de Wet Medezeggenschap Scholen is niet altijd op orde

De Minister stelt in genoemde beleidsreactie dat het aan de betrokken partijen is om verbeteringen aan te brengen. Daar waar men zich niet aan de wet houdt zal de Inspectie voor het Onderwijs handhavend optreden.

MdV, de VVD vindt –en dat heb ik ook in meerdere debatten gezegd– dat de pedagogische professionaliteit bij de school ligt, maar dat ouders wel een wettelijk handvat moet worden gegeven bij klachten of problemen. De geëigende weg is de medezeggenschap. Juist om geschillen te voorkomen en ouders actief te betrekken, moet de medezeggenschap goed functioneren. Ouderbetrokkenheid bij het onderwijs is een belangrijk thema voor deze Minister, maar als zij stelt dat de Wet Medezeggenschap op Scholen goed werkt lijkt zij haar ogen te sluiten voor de rol die schoolbesturen nogal eens spelen om zo min mogelijk last te hebben van medezeggenschapsraden. Een medezeggenschapsraad werkt alleen als ouders voldoende betrokken zijn, lid worden van de raad en daar actief schoolbesturen controleren. Ook voor leraren, die via de medezeggenschapsraad mee kunnen praten over het beleid van de school, vind ik dat het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad serieus moet nemen.

Hoewel –zoals gezegd– 99% van de scholen een medezeggenschapsraad heeft, blijkt 20% van de zetels lastig te vervullen. Dat geldt vooral voor de positie van ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs. Welke conclusie verbindt de minister hier aan?

Het is in mijn ogen namelijk nogal merkwaardig dat de minister de conclusie trekt dat de Wet Medezeggenschap op Scholen goed functioneert, terwijl in 20% van de gevallen de ouder- en personeelsgeledingen ontevreden zijn over tijdigheid van geleverde informatie.

De mezeggenschapsraad kan niet functioneren zonder informatie. In de literatuur wordt gesuggereerd dat ouder- en personeelsgeledingen te maken hebben met intimidatie door schoolbesturen. Daarom wordt gevraagd om een informatierecht per individueel lid, zodat ook één lid in plaats van de volledige medezeggenschapsraad een verzoek tot informatie kan indienen. Ik wil weten van de Minister wat haar visie is op een dergelijk recht, omdat ik het effect onvoldoende in kan schatten. Ik wil enerzijds waarborgen dat de juiste informatie op de juiste tijd naar boven komt, maar anderzijds een onnodige papierwinkel voorkomen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

In een aantal gevallen wordt de wet niet nageleefd. De Inspectie treedt niet pro-actief handhavend op, maar wel naar aanleiding van concrete signalen. Ik wil weten wat onder handhavend wordt verstaan: wat voor sancties worden opgelegd indien de wet niet wordt nageleefd?

De middelen voor rechtsbijstand zijn in driekwart van de gevallen geen onderdeel van de faciliteitenregeling (regelt onder meer de vergoeding van medezeggenschapsactiviteiten). In 13% van de scholen is helemaal geen faciliteitenregeling vastgesteld. Terecht stelt onderwijsvakbond AOb dat hier een goede regeling voor moet zijn. Het personeel wordt ondersteund door de vakbonden, maar voor ouders is geen positie geregeld. Ook om een evenwicht te bieden tegen de vakbonden binnen de medezeggenschapsraad lijkt het mij goed om een rechtsbijstandsverzekering te verplichten, op kosten van de school. De positie van de medezeggenschapsraad versterkt als ze niet alleen kan blaffen maar ook kan bijten. Graag reactie van de Minister.

Tot slot, wil ik van de Minister weten of zij in de vele klachten en inzendingen van belanghebbenden aanleiding ziet de Wet Medezeggenschap op Scholen aan te scherpen.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias bij het debat over voorlichting homoseksualiteit op scholen d.d. 13-06-2012

Voorzitter. Wij vinden het in Nederland normaal als jongens met jongens trouwen of meisjes met meisjes, vrouwen met vrouwen. Dat vindt de VVD belangrijk: een liberale, open samenleving. Daarom heb ik op 16 november, tijdens het algemeen overleg Vormende taak van het onderwijs, tegen de minister gezegd: ga die voorlichting, die homo-educatie, nu regelen, want anders gaan wij dit alsnog proberen af te dwingen met een nieuwe motie. De minister was toen zeer fair. Zij heeft gezegd dat zij de zaak zou gaan uitwerken en hiermee aan de slag zou gaan. Het duurt ongeveer een jaar om die Algemene Maatregel van Bestuur te maken, zo zei zij.

Daar kwam een brief overheen van 25 november. De toezegging was: het besluit kan per 1 augustus in werking treden. Daar zat geen enkele voorwaarde en geen enkel voorbehoud bij. De minister ging dat gewoon doen. Ik citeer letterlijk uit de brief van 25 november 2011: “Het besluit kan dan per 1 augustus 2012 in werking treden.”

Rond april, zo blijkt mij uit een soort reconstructie, heeft de Raad van State de minister laten weten: wij kunnen niet adviseren over die AMvB, want wij vinden dat wij advies van de Onderwijsraad nodig hebben. Toen heeft de minister niet bij de Kamer aan de bel getrokken om ons te informeren. Ik kan dan geen andere conclusie trekken dan dat óf de minister het punt inhoudelijk niet serieus neemt, óf de minister de Kamer niet serieus neemt, óf de minister allebei niet serieus neemt. Dat vinden wij geen goede zaak.

Wij hebben de afgelopen jaren goed, fair en open met deze minister samengewerkt. Wij hebben over en weer afspraken gemaakt in het regeerakkoord, die soms voor de ene partij en soms voor de andere partij verdraaid moeilijk lagen. Ik heb hier iedere keer opnieuw bijvoorbeeld die flauwekul van die gratis schoolboeken open en bloot staan verdedigen, omdat we daar een afspraak over hadden gemaakt. Over deze kwestie hebben we ook een afspraak gemaakt. Ik vind dat de minister deze afspraak na moet komen. Een man een man, een vrouw een vrouw, een woord een woord. Wij willen dus dat er alsnog zoveel spoed wordt gemaakt dat de zaak per 1 augustus van dit jaar, als het ook maar enigszins kan, alsnog in werking treedt.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias voor de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Biskop over aanscherping toezicht bij nieuw bekostigde scholen

MdV, tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van Jan Jacob van Dijk, nu Biskop, is door mijn voorgangster namens de VVD Tweede Kamerfractie al veel over het initiatief naar voren gebracht. Dat debat zal ik niet overdoen, wel zal ik enkele concrete punten aanstippen.

Allereerst dan, mijn belangrijkste punt vandaag, omtrent het misbruik van artikel 23 van de Grondwet. In mijn mondelinge vragen aan de Minister van Onderwijs op 27 september 2011 over het besluit van de Minister om de Stichting Islamitisch Onderwijs toe te staan een nieuwe school te stichten in Amsterdam, vroeg ik naar mogelijkheden om het stichten van die school tegen te houden. In 2010 moest het Islamitisch College Amsterdam (hierna: ICA) zijn deuren sluiten na een bekostigingssanctie vanwege onbehoorlijk bestuur (slecht onderwijs en weinig leerlingen). De rector van het ICA was inmiddels voorzitter van de Stichting Islamitisch Onderwijs en vier van de zeven bestuursleden van de Stichting waren eveneens verbonden aan de opgeheven school. De Minister kon het stichten van de school evenwel niet tegenhouden. De enige mogelijkheid van de Minister was om vanaf dag 1 dat de school opengaat, toezicht te houden om te zorgen dat eerdere problemen bij het ICA zich niet opnieuw zouden voordoen. Dit vond en vind ik onacceptabel. De vrijheid van onderwijs die is vastgelegd in artikel 23 van onze Grondwet is voor de VVD een groot goed. Maar die felbevochten vrijheid wordt niet gehandhaafd om er misbruik van te kunnen maken. Wie met dezelfde mensen in feite opnieuw dezelfde school wil beginnen die eerder in elkaar gezakt is op grond van gebrek aan kwaliteit, behoort die kans niet te krijgen.

Juist vanwege voorbeelden als het ICA diende oud-Kamerlid Jan Jacob van Dijk destijds zijn initiatiefwetsvoorstel in. Voor dat voorstel wil ik hem via de heer Biskop –die, zoals gezegd, het initiatief overnam– complimenteren.

Tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting 2012 werd met brede steun in de Kamer een motie van mijn hand aangenomen om er met wetgeving voor te zorgen dat scholen artikel 23 Grondwet niet langer als dekmantel kunnen misbruiken om (financieel) wanbeleid ongestraft en met een oneigenlijk beroep op de vrijheid van onderwijs voort te zetten. Als er nu zorgen bestaan over de kwaliteit van het onderwijs bij een nieuw op te richten school, kan de oprichting niet worden tegengegaan. Vooraf mogen namelijk geen voorwaarden ten aanzien van bekostiging van de betreffende school worden gesteld. Dit leidt tot problemen.

In april 2012 publiceerde de Onderwijsraad zijn advies over artikel 23 GW waarin zij terecht stelt dat het artikel honderd jaar na invoering nog steeds van grote waarde is. Wel zou artikel 23 ruimer geïnterpreteerd moeten worden en plaatst de raad de discussie over het artikel in een bredere context. Die bredere discussie voer ik hier graag later nog eens MdV, maar nu leg ik de focus op het stellen van voorwaarden aan de stichting van een school.

Het initiatiefwetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, wijzigt de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT). De kern van de discussie is echter of deze wijzigingen stroken met artikel 23 Grondwet. Artikel 23 geeft het bijzonder onderwijs recht op bekostiging en beperkt de mogelijkheden van de overheid om voorwaarden aan deze scholen te stellen. De Grondwet houdt vergunningenverlening voorafgaand aan de oprichting tegen. Het stichten van een school is immers vrij. Dat is een belangrijk uitgangspunt: zou dat niet zo zijn dan zou de staat immers inhoudelijk beslissen over het onderwijs, terwijl nu juist de kern van de onderwijsvrijheid daarin gelegen is dat het de oprichters zijn die bepalen hoe ze het onderwijs willen inrichten, terwijl de overheid zich er toe beperkt wat leerlingen uiteindelijk moeten kunnen en kennen – en, die woorden gebruikend en de hoofdconclusies van het rapport Dijsselbloem in het achterhoofd, kun je vaststellen, dat de Onderwijspacificatie uit 1917 nog verrassend actueel blijkt …

Wat daar ook van zij: de enig geldende voorwaarde vooraf in relatie tot de oprichting van een school derhalve, is de stichtingsnorm: is er vraag naar deze school in de gewenste omgeving?

In het 2e lid van art 23 staat dat het onderwijs ‘deugdelijk’ moet zijn. Dit is vertaald naar wettelijke deugdelijkheidseisen, die getoetst worden bij bestaande scholen. Het initiatiefvoorstel nu verruimt het moment waarop een onderwijsinstelling aan de deugdelijkheidseisen moet voldoen. Voorheen moest de school al bestaan voordat toezicht mogelijk is. De in het uiterste geval op te leggen bekostigingssanctie ten aanzien van nieuwe scholen, kan pas na twee jaar worden opgelegd. Met dit wetsvoorstel zou het toezicht in de tweede en derde maand na aanvang van de oprichting van de school mogelijk zijn.

Volgens de Raad van State in zijn reactie op het amendement dat mijn voorganger indiende kunnen vóór dat bekostiging wordt toegekend (de bekostigingsbeschikking) geen eisen aan de op te richten school worden gesteld. Dat betekent dat genoemd VVD-amendement in strijd met de Grondwet zou zijn. Nu valt over die strijdigheid van te stellen eisen aan de school vooraf te discussiëren, bijvoorbeeld aan de hand van een tegengestelde opvatting die de Onderwijsraad onlangs in een lijvig advies heeft neergelegd. Maar die discussie hangt weer samen met de modernisering van artikel 23 Gw als geheel. Dat doen we echter niet vandaag – en ik wilde het daarom ook maar zo praktisch mogelijk houden, omdat die meer principiële discussie later nog volgt.

De Raad van State stelt m.b.t. dit specifieke amendement wel een alternatief voor. Na het vaststellen van de bekostigingsbeschikking en voor het werkelijk effectueren daarvan kan er informeel overleg plaatsvinden tussen de Inspectie en het bevoegd gezag van de nog op te richten school. Dit informele gesprek kan gecodificeerd worden in de Wet op Onderwijstoezicht (WOT). De Inspectie is echter alleen toezichthouder en kan geen ondersteunende hand bieden indien een school de zaken niet op orde heeft. De school zal dus elders ondersteuning moeten vragen om de verbeterpunten van de Inspectie op te lossen.

Een tweede oplossing is om in de wet op te nemen dat de school in oprichting verplicht is te voldoen aan een informatieverzoek van de Inspectie. De informatie betreft dan de bekwaamheid van docenten en de onderwijstijd. Het in het oorspronkelijke amendement opgenomen schoolplan kan niet vooraf gegeven worden, omdat de medezeggenschapsraad hiermee ingestemd moet hebben en die is in de oprichtingsfase nog niet ingesteld. De Onderwijsraad onderschrijft dit in zijn advies van 23 juli 2010. Volgens de Onderwijsraad zou de toetsing van bekwaamheid van leraren door de Inspectie moeten worden uitgevoerd en plaatsvinden na de oprichting, maar voor het effectueren van de bekostiging.

MdV, op basis van deze uiteenzetting dien ik een gewijzigd amendement in dat de school verplicht om na de bekostigingsbeschikking informatie ten aanzien van de bekwaamheid van docenten en de onderwijstijd te verstrekken aan de Inspectie. De Inspectie krijgt dan wettelijk de bevoegdheid om op basis van een risicoanalyse het gesprek aan te gaan met het bevoegd gezag vooraleer de bekostigingsbeschikking geëffectueerd wordt. Hier gaat een preventieve werking van uit: wie een beschikking heeft gekregen, loopt het risico dat de effectuering stokt als niet voldaan wordt aan de toets van de Inspectie. En dat is uiteindelijk wat we Kamerbreed beoogden toen we bij de behandeling van de Onderwijsbegroting vorig najaar de VVD-motie met algemene stemmen aannamen: voorkom misbruik van de stichtingsvrijheid onder de parapluie van artikel 23.

Voor alle duidelijkheid nog even schematisch hoe het oprichten van een school in onze ogen dan verloopt:

  1. Stichting van de school (artikel 23)
  2. Verzoek om voor bekostiging in aanmerking te komen
  3. Beschikking dat school voor bekostiging in aanmerking is gebracht.
  4. Huisvesting regelen etc. melding dat school wil beginnen
  5. Beschikking dat de bekostiging gáát aanvangen (en per wanneer)
  6. (Toezicht gewenst door VVD) – amendement
  7. School start daadwerkelijk en bekostiging dus ook.
  8. (Toezicht gewenst door CDA)
  9. Regulier toezicht

Mevrouw de Voorzitter, ik kom tot een afronding. Het stichten van een school is vrij. Dat is en blijft voor de VVD een belangrijk uitgangspunt. De oprichters van een school bepalen hoe zij het onderwijs inrichten en de staat geeft aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen na het afronden van dat onderwijs. Daarmee is artikel 23 moderner dan door tegenstanders ervan wel eens wordt beweerd. Het is helder dat artikel 23 een belangrijk liberaal uitgangspunt is. Artikel 23 geeft ruimte aan mensen om scholen op te richten; het geeft ruime voor zelfbestuur en zelforganisatie. De grondslag van een school moge voor velen belangrijk zijn (en de VVD respecteert dat), maar deze is niet a priori belangrijker dan het recht op zelforganisatie. Wat dat betreft loopt er een rechte lijn van de liberaal Thorbecke, die in de negentiende eeuw de vrijheid van onderwijs in de Grondwet vastlegde, naar de liberale premier Cort van der Linden, die de gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs regelde, naar mensen als VVD-aanvoerder Bolkestein met fractielid Cornielje en naar de VVD van vandaag, van Rutte en de huidige onderwijswoordvoerder. Uitgangspunt voor de VVD is dat de kern, het wezen, de geest van de grondwettelijke onderwijs­vrijheid in stand blijft.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias VAO Ouderbetrokkenheid d.d. 12-06-2012

Spreektekst Ton Elias VAO Ouderbetrokkenheid d.d. 12-06-2012Voorzitter. De minister wil een appel doen op ouders om meer aandacht te schenken aan de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen en heeft daarvoor verschillende activiteiten aangekondigd. Tijdens het eerdere debat zijn alle standpunten gewisseld. Het is al even geleden. Ik heb namens de VVD steun uitgesproken voor de voornemens sec van de minister, maar ik maak nog even publiekelijk de aantekening dat de CDA-saus die daar aanvankelijk door de minister overheen gegoten werd, ons als liberalen zeer zwaar op de maag lag.

Wij nemen afstand van dit alles wat de minister wil, als slechts de indruk zou ontstaan — en die ontstond heel even, ten onrechte, dat weten we — dat moeders nu zouden moeten stoppen met werken om thuis klaar te zitten, hun kinderen te overhoren, huiswerkbegeleiding te doen of als een soort verplichte schoolpleinwacht te opereren. Steun voor de plannen, de ideeën en de inzet om ouders te betrekken bij de school en bij de pedagogische opvoeding van de kinderen, maar niet terug naar de jaren vijftig.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias VAO Amarantis d.d. 12-06-2012

Voorzitter. De VVD-fractie maakt zich grote zorgen over Amarantis. Kan de minister bevestigen dat het ROC Amsterdam 300.000 folders heeft verspreid om leerlingen van Amarantis te werven? Is zij het met mij eens dat het doel moet zijn dat alle leerlingen les blijven krijgen en dat dit niet per definitie bij Amarantis hoeft te zijn? Ik wil graag dat de minister de indruk wegneemt dat Amarantis koste wat het kost gered moet worden, terwijl dat volgens ons slechts een middel zou kunnen zijn tot het doel dat leerlingen les blijven krijgen.

De minister legde eerst 10 mln. op tafel. Dat is nu 18 mln. geworden. Ik wil vandaag de harde garantie van de minister dat het bij dat bedrag blijft. Insiders melden mij dat het overeind houden van Amarantis met 18 mln. niet lukt en dat er grotere bedragen op tafel moeten komen. Er is anderhalve week geleden een reddingsplan, om onduidelijke redenen “businesscase” geheten, gepresenteerd aan het departement. Dat gaat uit van het overeind houden van Amarantis, maar ook van gelijkblijvende aantallen leerlingen. De ontslagvergoedingen zitten er ook niet in.

Er is een reële kans dat het op die manier niet gaat lukken. Kan de Kamer dat plan ontvangen? De VVD-fractie wil per se niet dat er belastinggeld wordt vermorst.

Ik wil weten of het juist is dat onderwijswethouder Asscher en de voorzitter van de MBO Raad Van Zijl klaarzaten om met de interim-voorzitter van het bestuur van Amarantis te overleggen over een regionale oplossing voor de regio Amsterdam en dat deze interim-bestuurder niet kwam opdagen omdat hij met een politieke campagne bezig was. Ik heb mij laten vertellen dat dit buitengewoon veel kwaad bloed heeft gezet.

Ik vraag de minister vooral en met klem om ons toe te zeggen dat zij vanaf nu de regie neemt. Op de manier waarop het nu gaat, dreigt het namelijk in elk geval in Amsterdam niet te lukken. Als het daar niet lukt, lukt het voor heel Amarantis niet, zo is onze voorlopige inschatting. Ik krijg graag antwoorden op deze vragen.

Lees meer