Spreektekst Ton Elias plenaire behandeling passend onderwijs, tweede termijn

Spreektekst Ton Elias plenaire behandeling passend onderwijs, tweede termijn, d.d. 08-03-2012 (NB Louter het gesproken woord geldt)

 

Voorzitter,

Ik wil, en mijn fractie wil, dat kinderen die zorg nodig hebben, die zorg krijgen. Maar er is – straks, als de kinderen groot zijn – geen aparte wereld waarin deze kinderen leven, ook in de maatschappij zijn er allerlei verschillen tussen mensen. Juist in het onderwijs moeten docenten zich aanpassen aan verschillen in de klas, en ouders en school niet uitgaan van het probleem waarmee het kind bestempeld wordt, maar uitgaan van wat het kind kán. In de eerste termijn zei de heer Van der Ham nog dat ondermeer de schaamte om aan te geven dat een kind “iets” heeft bij ouders is afgenomen en dat dat een goede ontwikkeling is. Dat 1 op 5 kinderen wat heeft is niet op zich verkeerd, soms ligt daar een heldere diagnose aan ten grondslag. Graag neem ik een eventueel misverstand weg, namelijk dat die –vaak lichte- stoornis sneller en dus vaker wordt vastgesteld, wil nog niet zeggen dat het kind daarmee per definitie “een probleem” geworden is. En dat wordt er op dit moment te vaak wel van gemaakt. Ik belde gisteren een leraar Aardrijkskunde naar aanleiding van een van de vele steunmails (ik krijg véél boze mails, maar toch ook opmerkelijk veel zeer sterk ondersteunende, het is waar dat er een zeker zwart-wit-denken in de inhoudelijke discussie is ontstaan; ik laat beleefdheidshalve even in het midden wie daarmee begonnen is, maar dit als kleine terzijde …), hoe dan ook: die leraar Aardrijkskunde vertelde me dat hij vijf kinderen met een lichte stoornis in de klas had, het verhaal vertoonde sterke overeenkomsten met wat een andere leraar gisteren in het Algemeen Dagblad vertelde, en die vertelde me dat het gewoon goed liep in z’n klas en dat hij extra hulp best handig zou vinden, maar het belang van het kind om in een ‘gewone’ klas te blijven, belangrijker achtte.

Mevrouw de voorzitter, en dáárom ben ik er oprecht van overtuigd dat we, als we over een jaar of drie terugkijken op deze herziening van Passend Onderwijs, dat we dan zullen zeggen: we hebben er goed aan gedaan het zo te veranderen als we nu op het punt staan te gaan doen. Daarom zeg ik ook volmondig ja op de vraag van de geachte afgevaardigde Van der Ham of ik me nog wel in het onderwijs durf te vertonen. Ja dat doe ik, omdat we vandaag iop het punt staan een goede beslissing te nemen. En ik zeg het de heer Dijkgraaf van de SGP na wie nee zegt tegen deze wet, zegt ja tegen het oude stelsel, dus inclusief de perfide uitwassen en de perverse prikkels die daar in zitten. Ik accepteer kritiek op onze VVD-standpunten, maar ik accepteer het niet wanneer de oprechtheid van dat standpunt en die overtuiging in twijfel wordt gesteld.

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat kinderen minder als hulpbehoevend of als probleem bestempeld worden. Zodat kinderen die in het regulier onderwijs kunnen, niet in het speciaal onderwijs zitten en dat kinderen die in het speciaal onderwijs thuis horen, niet in het reguliere onderwijs zitten. Ik heb dan ook met genoegen de krachtige inhoudelijke verdediging ervan door mevrouw Ferrier en de heren Beertema en Dijkgraaf aangehoord en ik ben het, niet verrassend voor wie mijn bijdrage in 1e termijn gevolgd heeft, met hen eens.

Ik herhaal de kaarsrechte lijn van de VVD, waar de heer Van Dijk, ook dat herhaal ik, mij en onze liberale politieke groepering aan mag blijven herinneren: de leerling die werkelijk zorg nodig heeft, moet die zorg ook krijgen. Daarom ook steunt mijn fractie het amendement inzake bekostiging van epilepsiescholen en heb ik het mee ondertekend.

Het tij begint te keren. Het beeld wordt gemengder en genuanceerder. Voorstanders van ingrijpen in de huidige uit de hand gelopen situatie bij passend onderwijs beginnen zich uit te spreken. Niet alleen in mijn mailbox, maar ook in kranten. Ik citeer een ingezonden brief in het Algemeen Dagblad van vanmorgen: “Toen onze zoon in groep 8 zat, werd gemeld dat hij naar een vmbo-school met specifieke zorg moest. Het leek ons overdreven voor een kind dat alleen moeite met taal heeft. De school had zonder toestemming een rapport laten maken door een psycholoog die onze zoon nooit gesproken heeft. Hierdoor kon ons kind niet gemakkelijk naar een school van eigen keuze. Dat heeft ons veel moeite gekost. Hij doet het nu goed op zijn school zonder specifieke zorg. Ik denk dat er inderdaad kan worden bezuinigd door alleen die kinderen passend onderwijs te geven die dit echt nodig hebben. M. Olsthoorn, Vlaardingen.”

MdV, mij zijn vragen gesteld over de visie van de VVD op het onderwijsbeleid. Wat de VVD wil is de kwaliteit verhogen. Onze gemiddelde leerlingen doen het internationaal gezien redelijk goed, maar de uitschieters naar boven presteren niet goed genoeg. De bepalende factor van invloed is de leraar, na het kind de belangrijkste persoon in het onderwijs. Er zijn heel veel goede leraren, dat heb ik in ieder debat met grote nadruk naar voren gebracht. Ze dragen bij aan het leerproces. Waar dat niet goed of onvoldoende gebeurt moet dat hardop kunnen worden gezegd, ondermeer n.a.v. bijvoorbeeld kritische signalen van de Onderwijsinspectie. De leraar moet goed zijn. De VVD zet in op goede leraren: door de PABO te versterken, door docenten in het reguliere onderwijs bij te scholen om beter om te kunnen gaan met verschillen in de klas, door (jonge?) gemotiveerde leraren ruimte te bieden op school, hen een perspectief op een goede loopbaan te geven, door schoolleiders te bewegen hun geld uit te geven aan het onderwijs in plaats van aan gebouwen, door schoolleiders te dwingen personeelsbeleid te voeren met functioneringsgesprekken. Daar zet de VVD zich voor in, zodat mensen graag weer in het onderwijs willen werken. Zodat de leraar gestimuleerd en gesteund wordt om goed les te geven.

En dáár, voorzitter, gaat het om. De les aan de leerling staat voorop, in het reguliere en in het speciaal onderwijs. En daarom ontstaat nu een systeem waarin deze scholen samenwerken. Binnen die samenwerking wordt – met gebudgetteerde middelen – gezorgd dat ieder kind een plek krijgt op school dat bij hem of haar past.

Ik ben blij met de duidelijke toezegging dat er een bureaucratiesheriff komt. Voor mijn fractie een belangrijke geruststelling. Dhr. Dijsselbloem vond het maar niks, de wereld op z’n onderwijspolitieke kop – mag ik hem vragen voor de stemming nog contact te zoeken met zijn PvdA-fractiegenoot Çelik, die hier van een warm voorstander is! En als de Minister het liever een bureaucratiewaakhond noemt, dan een bureaucratiesheriff – ik vind het prima, als die man of vrouw maar armslag krijgt en als wij hier in de Kamer maar de signalen kunnen doorkrijgen van onnodige bureaucratische rompslomp daar waar de vrijheid die de wet biedt wordt misbruikt.

Voorzitter, over bureaucratie sprekend; ik ben oprecht verheugd dat de geachte afgevaardigde Van Dijk van de SP mét ons strijdt voor zo scherp mogelijk renderende onderwijseuro’s en ik hoop hem dan ook bij het nog komende debat over het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld?’ aan mijn zijde te vinden! Uit het interruptiedebatje van hem met de Minister komt dat beter zal worden gelet op de vraag of geld dat voor kinderen die zorg behoeven niet in de algemene pot verdwijnt heeft de Minister naar mijn smaak op zich een bevredigend antwoord gegeven. Maar de reden waarom ik dit punt met enige nadruk toch nog even naar voren breng heeft te maken met een artikel in Elsevier dat vandaag verschenen is. Veel scholen (53%) hebben te veel eigen vermogen. Hun taak is om dat uit te geven aan onderwijs. In het artikel wordt het gevaar benadrukt: om binnen de normen van de reserves te blijven, bestaat het risico dat scholen het geld uitgeven aan niet-onderwijszaken. Dan houden ze in ieder geval geen reserve die te groot is. Hoe controleert de Inspectie op die prikkel?

De antwoorden van de Minister met betrekking tot de door mij ingediende amendementen geven mij geen aanleiding tot nadere vragen, behalve de opmerking van de heer Beertema n.a.v. mijn amendement inzake verevening.

Het is mijn bedoeling, en dat doet mijn amendement volgens mij ook, om het rigide karakter van de verevening, namelijk het nu in de wet te plaatsen, weg te nemen. De omvang van de te nemen stappen moeten op een later moment bepaald worden, dat kan volgens mij met 1 AMvB, maar dat vraag ik via deze weg nogmaals ter bevestiging aan de Minister.

Tot slot dien ik één motie in over onderwijs aan ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, conform mijn bijdrage in de eerste termijn van dit debat. Ik hecht er zeer aan dat die met zo groot mogelijke steun wordt aangenomen, vanuit mijn eveneens in eerste termijn verwoorde filosofie dat wij schaars met moties moeten omspringen omdat juist dan dat instrument z’n nuttige functie behoudt.

Motie

De Kamer,

Gehoord de beraadslagingen

Constaterende,

dat een kleine groep ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen onderwijs volgt in scholen of afdelingen voor meervoudig gehandicapten of op basis van verbrede toelating in scholen voor lichamelijk gehandicapten of zeer moeilijk lerende kinderen;

dat deze leerlingen om onderwijs te kunnen volgen voortdurend afhankelijk zijn van begeleiding die gefinancierd wordt op basis van de AWBZ, welke begeleiding de komende jaren voor een belangrijk deel zal worden gedecentraliseerd naar de gemeenten;

Overwegende,

dat geen twijfel bestaat over de noodzaak voor deze leerlingen in aanmerking te blijven komen voor de zwaarste vorm van extra ondersteuning binnen het kader van passend onderwijs;

dat scholen vanwege de ernst van de handicap geconfronteerd worden met een veelheid aan administratieve procedures;

dat stelselwijzigingen ten aanzien van passend onderwijs en de AWBZ beide betrekking hebben op de groep ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, waarbij nog veel onduidelijkheid bestaat over de praktische uitwerking van deze stelselwijzigingen voor deze groep;

Verzoekt de regering

ten eerste te bewerkstellingen dat de politieke leiding van de departementen van OCW en VWS gezamenlijk met de VNG nog in 2012 een duurzame oplossing uitwerken, die passend onderwijs en begeleiding op basis van de (gedecentraliseerde) AWBZ zo goed mogelijk op elkaar doen aansluiten.

ten tweede overleg met de sectororganisaties in het onderwijs nog in 2012 een procedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen in een voor hen passende school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen, ondermeer door een voorbeeldafspraak in het Referentiekader op te nemen.

En gaat over tot de orde van de dag.

Elias

Ferrier