Spreektekst Ton Elias voor het AO Leraren d.d. 21-06-2011 en het Actieplan Leraar-2020

Spreektekst Ton Elias Algemeen Overleg Leraren d.d. 21-06-2011

Uit alle internationale wetenschappelijke onderzoeken en studies blijkt: de leraar is na het kind de belangrijkste figuur op school.

Met dit actieplan stelt staatssecretaris Zijlstra concrete doelen om de professionele kwaliteit van leraren en schoolleiders te verbeteren, omdat zij immers cruciaal zijn voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

Dit actieplan kiest, naast gerichte financiële prikkels, vooral voor een principiële, structurele en mentale aanpak om leraren kwalitatief over de hele linie beter te laten functioneren.

Het actieplan zet in op professionalisering van leraren en schoolleiders. Het Kabinet gaat voor de periode 2012 t/m 2015 concrete prestatieafspraken maken met werkgevers over professionalisering van leraren en schoolleiders in primair-, voortgezet en (hoger) beroepsonderwijs. Wanneer er goede en concrete afrekenbare prestatieafspraken gemaakt kunnen worden en er goede afspraken gemaakt kunnen worden over het inzetten van bestaande nascholingsmiddelen zullen extra middelen beschikbaar worden gesteld in twee tranches. Afhankelijk van de voortgang en de inzet in de eerste tranche zal ook de tweede tranche worden toegekend. Dat laatste spreekt ons aan: eerst zien, dan geloven.

Speerpunten in het actieplan zijn een effectief lerarenregister voor het primair-, voortgezet en beroepsonderwijs, leraren met een opleiding op masterniveau en actiegerichte prestatieafspraken met de onderwijssectoren over professionalisering. Er gaat budget naar een betere beloning en vooral meer carrièremogelijkheden voor leraren. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het versterken van het beroep van de leraar. Dat gebeurt met de lerarenbeurs, de promotiebeurs, de ontwikkeling van een lerarenregister door de beroepsgroep en met de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen.

De staatssecretaris kondigt aan te investeren in prestatiebeloning voor excellente individuele leraren en lerarenteams in het primair-, voortgezet en beroepsonderwijs. Daartoe zal gewerkt worden met experimenten om te bezien hoe de prestatiebeloning kan worden ingevoerd, in plaats van dat er Haagse blauwdrukken zullen worden opgelegd. Ook wordt geïnvesteerd in nascholing; de Staatssecretaris ziet daarbij professionalisering breder dan het volgen van individuele of teamgerichte nascholing.

Want eerst wanneer op alle lagen dezelfde ontwikkeling wordt nagestreefd, ontstaat een lerende organisatie met een duurzame verbetercultuur, zo schrijft de staatssecretaris ons.

De VVD is over nagenoeg de volle breedte zeer positief over het volledige actieplan. Zij heeft slechts twee belangrijke aanvullingen.

Ten eerste: er moet meer tempo worden gemaakt met de civiele werking van het lerarenregister. Het moet niet tot 2018 hoeven te duren voor dit volledig werkt. Waarom moeten processen in Onderwijsland altijd zo onmenselijk traag verlopen? Als ondernemers zo traag op de economische crisis hadden gereageerd, was Nederland allang failliet. Waar haalt het onderwijs toch het waanidee vandaan dat reële problemen zo sterk op de lange baan geschoven kunnen worden? Verder moet het register ook echt wat voorstellen. Dus niet: als je je hebt ingeschreven bij een cursus, dan is het voldoende. Hoe gaat dat vorm krijgen? Wie controleert?

Ten tweede: wij zien graag meer ZZP-ers in het onderwijs; de minister zegt iedere keer als ik het haar vraag heel vriendelijk dat dat ook gewoon mag, geen probleem. Alleen: CAO’s bemoeilijken dat zéér – en bij CAO’s, dat realiseer ik me, heeft de overheid geen rol. Toch blijft dat wringen, en niet alleen bij dit onderwerp in de CAO’s: het gaat hoe je het ook wendt om overheidsgeld dat wordt aangewend. Ik zou me kunnen voorstellen dat er niet alleen informeel, maar ook formeel, zonder nu meteen aan een aanwijzingsbevoegdheid te denken, een mogelijkheid zou moeten bestaan waarin de minister en de staatssecretaris de sectorraden indringend laten weten dat ze bepaalde ontwikkelingen gewenst of juist ongewenst vinden, waarna die sectorraden zich wel drie keer achter de oren zouden moeten krabben vooraleer ze zich van een zodanig zwaarwegend advies niks zouden aantrekken. Ik vind de werkgeversrol van de sectorraden in hun hybride karakter van deels werkgever, deels belangenclub en deels soms zelfs regelrecht actievoerder tégen het kabinet, nu bepaald te vrijblijvend. Ik heb dat vaker betoogd, maar ik vind dat dat het meest knelt in het arbeidsvoorwaardenbeleid. Graag vraag ik de staatssecretaris om hier eens met de nodige creativiteit op te antwoorden.

Meneer de Voorzitter, ik rond af. Bij de behandeling van de onderwijsbegroting ben ik over de leraar begonnen en bij de behandeling van het algemeen overleg over lerarenbeleid eind januari heb ik het, samengevat, ook al gezegd, ik citeer mezelf: “meer aandacht voor de goeie leraar, voor het stimuleren van talent, voor prestatieverschillen en bijbehorende beloningsverschillen. Met één hoofddoel: kinderen goed les te geven.” Einde citaat.

Deze plannen van deze staatssecretaris vormen van die inzet en die pretentie een uitstekende eerste concrete weerslag. Het actieplan van vandaag kent hobbels, valkuilen, beren op de weg en nog een heleboel clichés meer, maar met dit tweede baanbrekende actieplan van het kabinet dat we binnen een tijdsbeslag van twee weken bespreken wordt niettemin een belangrijke cultuuromslag in het denken over ons onderwijs concreet in gang gezet. Ik heb niet de indruk dat men zich dat buiten onze kleine vergaderzaaltjes realiseert, maar dat komt dan op enig moment vanzelf nog wel. Ik heb sinds ik ze in 1977 ben begonnen te lezen, niet zulke heldere en concrete stukken over onderwijsbeleid tot me kunnen nemen als met deze drie actieplannen het geval was. En ik complimenteer de bewindslieden er dan ook namens mijn fractie meer dan van harte mee.