Antwoord Ton Elias op verwijten ouders

Geachte mevrouw Den Dekker, mevrouw Otten-Pablos, mevrouw Wijnbergen,

Dat u als ouders bezorgd bent over uw kinderen, begrijp en accepteer ik. Over ADHD, en dan bedoel ik de werkelijke ziekte, want dat is het, zult u mij er niet op kunnen betrappen ooit iets neerbuigends gezegd te hebben. Ik heb in de Tweede Kamer met grote interesse een rondetafelgesprek met vermaarde experts en wetenschappers over ADHD voorgezeten (op 21 april 2011) en met Jacob Klompstra frequent contact gehad over diens boek “Wat is die jongen druk”.

Wel heb ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel passend onderwijs vorige week dinsdag een mail van een forensisch psycholoog aan mij geciteerd en gezegd dat de boodschap van genoemde psycholoog beslist iets is om eens goed en serieus over na te denken. Ik citeerde hem aldus: “In mijn werk als forensisch psycholoog kom ik vaak ouders tegen die hun kinderen van een etiket hebben voorzien. Nu zijn vooral ADHD, ODD, PDD NOS erg populair. Er is soms sprake van misbruik van medische en psychologische diagnoses. Het wordt vaak gebracht als: ‘Hij heeft ADHD dus hij kan er niets aan doen dat hij druk en brutaal is’. De diagnose als excuus voor onaangepast en ongewenst gedrag. In plaats van kinderen te begrenzen (straffen indien nodig) en aan te spreken op gedrag, wordt er een diagnose gepresenteerd. Vaak is ongewenst gedrag echter het gevolg van een gebrek aan opvoeding. Geef de ouders een boete in plaats van kinderen een diagnose.” Vervolgens zei ik letterlijk: “Die boete – daar ben ik het niet mee eens, maar de rest is toch beslist iets om eens goed en serieus over na te denken.”

Niet meer en niet minder. Dat u dit kwalificeert als stemmingmakerij –zoals in uw mail aan mij d.d. 09-03-2012– en het buitendien doet voorkomen alsof dit citaat van mijzelf afkomstig is, vind ik zacht gezegd onjuist. In het parlement hebben wij de afgelopen twee weken uitgebreid gedebatteerd over het passend onderwijs en de kwaliteit van het speciaal onderwijs; verschillende partijen hun visies uitgewisseld en zo hoort het ook in een parlementair debat. Naar mijn mening gaat het wetsvoorstel passend onderwijs –dat gisteren in het parlement is aangenomen– iets veranderen aan onterechte medicalisering van kinderen en aan de inzet van specialistische hulp voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben. De mail die ik citeerde, gewaagde ervan dat er soms sprake is van misbruik. Wat is er tegen om dat aan de kaak te stellen? Het is onjuist om te doen alsof degene die dat punt agendeert, neerbuigend doet.

Zeker niet nu het palet van geluiden veelkleuriger wordt. Zo schreef Ruud van Ling, oud-leerkracht in het speciaal basisonderwijs in NRC-Handelsblad van gisteren: “In NRC Handelsblad van 5 maart zeggen Anoek Voermans en Tony Velding, ouders van een kind met het Downsyndroom, dat ze niet weten waar de school van hun kind de rugzakgelden aan heeft besteed. Welnu, het is ook voor veel leerkrachten in het speciaal basisonderwijs een raadsel waar de centen blijven. In ieder geval niet op onze salarisafrekeningen. Maar er worden steeds meer externen de school binnengehaald. Een logopediste, een fysiotherapeute, een diëtiste, een orthopedagoge. En dat vergadert en vergadert maar met de ambulante schoolleider, diens eveneens ambulante onderdirecteur, de secretaresse-voor-halve-dagen plus de onvermijdelijke interne begeleiders (IB’ers). Ik werkte op een school voor speciaal onderwijs, 125 leerlingen en 35 (!) man aan ondersteunend en lesgevend personeel. Van die 35 stonden er 9 (!) fulltime voor de klas, wat de rest deed is mij nooit duidelijk geworden. Een leerling van mij slingert erg bij het lopen. Eindeloze observaties, besprekingen, onderzoeken: niets te vinden. Ik denk dat hij zich aanstelt, maar mij wordt niets gevraagd. Tot ik het na een maand zat ben, de leerling in zijn kladden grijp en ’m toebijt of het nu eens uit is met dat vervloekte geslinger, hij lijkt wel een dronken aap! Nog dezelfde dag is het geslinger over en loopt het jochie gewoon. Waar dat geld nog meer naartoe ging? Computers. Het enige waar de jongetjes naar zochten, waren pornosites. Toen we die hadden verwijderd, had geen kind nog interesse in de computer.”

Ik zeg niet dat Van Ling van A tot Z gelijk heeft, maar ik vind het een opvallend geluid. Want hoe meer wij aan rimram slopen, des te meer geld blijft er beschikbaar voor kinderen die zorg werkelijk nodig hebben. Met de beste wil van de wereld kan ik niet inzien, wat er mis is aan dát standpunt, dat ik dan ook met verve namens de VVD-fractie heb uitgedragen en zal blijven uitdragen. Ik verwijs u daarvoor graag naar mijn website www.tonelias.vvd.nl, alwaar de  volledige spreekteksten voor de wetsbehandeling passend onderwijs zijn na te lezen.

In de hoop hiermee misverstanden aan uw zijde te hebben opgehelderd,

verblijf ik,

met vriendelijke groet,

Ton Elias, Kamerlid VVD Tweede Kamerfractie.

Van: [XXX] Verzonden: woensdag 14 maart 2012 23:31
Aan: [Alle Tweede Kamerleden] Onderwerp: Dringend verzoek! (nu met goede opmaak)
Urgentie: Hoog

Geachte leden van de Tweede Kamer,

Op woensdag 7 maart jl. hebben wij u een klacht gestuurd over de uitspraken die de heer Elias deed, over ouders en kinderen met een diagnose, tijdens het debat, over de wet

Passend Onderwijs, op dinsdag 6 maart jl. Helaas hebben wij op deze brief van slechts enkele Kamerleden een reactie mogen ontvangen.

Om deze reden stellen wij u de vragen uit onze vorige brief nogmaals. Zal de heer Elias door u op zijn uitspraken richting ouders en kinderen met een diagnose worden aangesproken?

Neemt u de reacties van ouders serieus? En kunnen we van u verwachten dat u dezelfde stelligheid inneemt als ons en dat u uw uiterste best zult doen om de heer Elias publiekelijk zijn excuses te laten maken richting ouders en kinderen met een diagnose?

Gelet op de recente ontwikkelingen zijn hier enkele vragen bij gekomen. Mevrouw Bouwmeester heeft namelijk op zaterdag 10 maart jl. in het programma Nieuwsuur haar rol als politica op een verkeerde manier gebruikt door feitelijk onjuiste informatie te geven over het gebruik van Ritalin bij kinderen.

Medicatie voor kinderen wordt in 70% van de gevallen niet standaard getest. Hierbij valt te denken aan medicatie tegen astma, medicatie tegen allergieën, antibiotica en medicatie ter behandeling van ogen en oren. Wij vinden dat mevrouw Bouwmeester een fout heeft gemaakt door alleen het middel Ritalin (wat overigens een merknaam is) op deze manier ter sprake te stellen. Want waarom worden alle overige medicijnen die niet vooraf worden getest en door kinderen worden gebruikt niet door mevrouw Bouwmeester genoemd?

De vermeende medicalisering van kinderen begint onderhand werkelijk op een ADHD hetze te lijken. Door als politicus op de stoel van een arts te gaan zitten worden ouders en kinderen met diagnoses ernstig tekort gedaan. Door mensen feitelijk onjuist en onvolledig te informeren ontstaat er een, onnodige, verkeerde van voorstelling van zaken en een reëel risico dat mensen van behandeling af zullen gaan zien, met alle mogelijke gevolgen van dien.

Ouders en kinderen met een diagnose voelen zich in de steek gelaten door de politiek, omdat ze dagelijks moeten horen dat de aandoeningen van hun kinderen niet bestaan. We willen daarom dat u niet alleen stellig afstand neemt van de uitspraken van de heer Elias, maar ook van de uitspraken van mevrouw Bouwmeester. Daarbij willen wij ook van mevrouw Bouwmeester een publiekelijk excuus horen richting ouders en kinderen met een diagnose.

Met vriendelijke groet,

Esther den Dekker

Suzan Otten-Pablos

Anne-Miek Wijnbergen