Toespraak Ton Elias bij presentatie eindrapport
Tijdelijke Commissie ICT

Geachte Voorzitter, geachte collegae, geachte aanwezigen op de publieke tribune,

we zijn hier in de Oude Zaal van de Tweede Kamer bijeen voor de presentatie van het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie ICT-projecten bij de overheid, de zaal waar ik dáár op de perstribune zat als 22-jarige politiek verslaggever voor de universitaire weekbladen.

37 jaar geleden was dat – en vandaag mag ik dan het rapport van onze onderzoekscommissie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer overhandigen.

Maar dat doe ik niet dan nadat ik allereerst mijn dank aan mijn collega-commissieleden uitspreek. Dames eerst: Hanke Bruins Slot van het CDA en Manon Fokke van de PvdA. Vervolgens de Paulen: Paul van Meenen van D66 en Paul Ulenbelt van de SP, tevens ondervoorzitter.

Wij hebben hard gewerkt, veel geleerd, veel gelachen en zeer eensgezind samengewerkt – maar dat was natuurlijk nooit zo soepel verlopen als de commissie niet was ondersteund door een kwalitatief zeer hoogwaardige onderzoeksstaf, onder leiding van griffier Eva Lemaier. Dankzij haar, maar ook de onderzoekscoördinatoren Ellen Naborn en Melek Öncü en de onderzoekers Ira van Keulen, Catharina Koops en Gerard van Roon werden wij scherp gehouden, gevoed en indien nodig aangespoord. Wij zijn hen als commissie veel dank verschuldigd. Ik sla dan in verband met de tijd nog allerlei mensen over, die ons hier in huis ook enorm geholpen hebben.

Mevrouw de Voorzitter,

dat de rijksoverheid een belangrijk deel van haar ICT-projecten niet op orde heeft, waardoor belastinggeld wordt verspild, is een feit. Onze commissie heeft dat aan de hand van een aantal onderzochte projecten vastgesteld. Daarbij zijn we vooral op zoek geweest naar een rode draad en patronen van fouten. En dat deden we met de bedoeling om oplossingen aan te dragen. Oplossingen die herhaling van steeds dezelfde fouten moeten voorkomen. Want het gaat hier om écht geld dat wordt verspild; het is geen spelletje Monopoly. Geld dat ook naar de zorg, defensie of noem maar op had kunnen gaan.

Die rode draad hebben we gevonden: hij staat niet alleen op de kaft van ons rapport maar blijkt hoofdstuk na hoofdstuk: bij té veel ICT-projecten van de overheid is het een onoverzichtelijke boel zonder scherp uitgangspunt en zonder goede beheersing en aansturing.

En helaas geldt dat vaak op álle niveaus, bij álle betrokken partijen en in álle stadia van de projecten. Onze conclusies en onze aanbevelingen moet u echt zelf maar lezen. Deze staan op pagina 9 tot en met 22; bij elkaar slechts veertien bladzijden, zo kort en zo helder mogelijk geformuleerd.

Omdat ik het niet laten kan noem ik u toch drie punten:

  1. De rijksoverheid heeft haar ICT-projecten onvoldoende onder controle. Om orde in de chaos te brengen, moet het Rijk een tijdelijke, onafhankelijke ICT-autoriteit oprichten: het Bureau ICT-toetsing, afgekort tot BIT. Het BIT zal dienen te opereren onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de minister-president en wordt geplaatst onder het ministerie van Algemene Zaken. Het BIT zal ICT-projecten boven de 5 miljoen euro toetsen aan de hand van een tiental door de commissie geformuleerde “boerenverstandregels”. Zonder goedkeuring van het BIT vinden projecten geen doorgang. Geen nieuw bureaucratisch orgaan – het BIT zal juist een kleine, efficiënte en slagvaardige organisatie moeten zijn.
  2. De rijksoverheid heeft onvoldoende inzicht in de kosten en baten van haar ICT. Het is onacceptabel dat er géén overzicht is van wat de rijksoverheid uitgeeft aan ICT. Het jaarlijkse totaaloverzicht van de ICT-kosten bij de rijksoverheid, inclusief personeels-, beheer- en onderhoudskosten moet daarom in ere worden hersteld, inclusief een vergelijkende analyse. En publiceer dit overzicht op het verbeterde ICT-dashboard, de website van de overheid waarmee met de buitenwereld over kosten en duur van ICT-projecten wordt gecommuniceerd, met als doel de verantwoording van publiek geld. Die site vormt nu een bijna lachwekkend hoera-verhaal, lachwekkend als het niet zo triest zou zijn.
  3. Er gaat veel mis bij het aanbesteden van ICT-projecten. Het heeft ons verbaasd (en ons rapport ging een paar dagen voor het bekend worden van de Ordina-kwestie naar de drukker) dat de Tweede Kamer hier niet veel eerder aandacht aan heeft besteed. De relatie tussen de overheid en haar leveranciers is onvolwassen en bevat perverse prikkels. We doen op dit vlak vijf concrete aanbevelingen.

Met de keuze voor slechts deze drie punten doe ik veel van onze andere conclusies en aanbevelingen geen recht – lees daarom het rapport, over het gebrek aan lerend vermogen bij het Rijk, het onprofessionele contractmanagement, de matige rol van de Tweede Kamer – en ga zo maar door.

Onze commissie wil er geen misverstand over laten ontstaan: als maar een paar aanbevelingen worden uitgevoerd en de rest niet, krijgen we een herhaling van zetten en komt er wéér geen structurele oplossing voor de ICT-problemen. Dan blijft de rijksoverheid op dit vlak aanmodderen en belastinggeld verspillen. Dat zou een gemiste kans zijn – niet de eerste op dit terrein.

Aan het eind van hoofdstuk 5 staat: “Verbeteringen van de beheersing van ICT-projecten beginnen bij het besef en de erkenning dat er daadwerkelijk iets is misgegaan of misgaat”, einde citaat.

Benoem wat fout gaat en draai er niet omheen. Dat op het ICT-dashboard van het Rijk alles nog op groen stond over de jongste ICT-misser toen deze openbaar werd gemaakt, is even potsierlijk, veelzeggend als triest. Deze casus betrof een project van de Sociale Verzekeringsbank, maar dat is toevallig de meest recente casus vóór ons rapport naar de drukker ging; die groene status geldt overigens voor álle projecten op dat dashboard. Maar de SVB-kwestie is alweer oud nieuws en inmiddels opgevolgd door de Ordina-zaak. Wat is de volgende? Er moet een structurele rem op het uit de hand lopen van ICT-projecten komen, zoveel is wel duidelijk.

Oplossingen begínnen ermee een probleem niet te maskeren, maar het scherp en duidelijk te benoemen. Anders krijg je het nooit weg. We hebben er daarom bewust voor gekozen zo duidelijk mogelijk op te schrijven wat we hebben aangetroffen tijdens ons onderzoek. Ook technische termen zijn zo helder mogelijk weergegeven. Wij vinden dat ICT bij de overheid van íedereen is en dat je er dus niet in ondoordringbaar beleidsperzisch of techneutenjargon over moet praten of schrijven. Niet alleen specialisten moeten zich immers over ICT bij de overheid buigen.

Om die reden zien we ook graag dat ons rapport straks niet alleen door de ICT-woordvoerders in de Kamer wordt behandeld. ICT zit namelijk niet ergens in een hoekje, maar ICT is overal en dat moet iedereen zich realiseren, bij elk wetsvoorstel en elke beleidsbrief. Want ook de Tweede Kamer zelf is ernstig in gebreke gebleven bij de controle op uit de hand gelopen ICT-projecten.

Een enkel woord over het instrument dat een commissie als de onze is, waar we vandaan komen en wat dat betekent. Van 2007 tot en met 2009 heeft de Kamer eens goed in de spiegel gekeken naar haar eigen functioneren, onder meer naar haar incidentenpolitiek – met een duur woord heette die blik in de spiegel de ’parlementaire zelfreflectie’. Die leidde tot een eindrapport in 2009 met als titel “Vertrouwen en zelfvertrouwen”.

Eén van de hoofdconclusies daarvan was dat de Kamer af en toe beter moest nadenken over haar onderzoeks- en controletaak. En één van de instrumenten daartoe werd de jaarlijkse Toekomst- en Onderzoeksagenda, die uitmondde in tijdelijke onderzoekscommissies (zoals de onze), mét een onderzoeksstaf, een budget om extern dingen na te pluizen en openbare hoorzittingen.

Wij, zoals we hier zitten, vinden dat instrument nuttig, omdat de Kamer hierdoor écht werk kan maken van controle, verdieping en verbetering. We hopen dat degenen die ons rapport lezen dat straks ook vinden. We hebben er zelf ruim twee jaar aan gewerkt, met veel inzet, maar ook collegialiteit en humor – het is bijzonder en inspirerend om met collega’s met wie je normaliter de degens kruist nu ineens sámen zo’n klus te doen.

Dat lukt alleen, en daarmee sluit ik af, als de departementen ook serieus meewerken. We hebben af en toe nogal een knokpartij moeten leveren om de juiste stukken op tafel te krijgen; u kunt ook dát nalezen in het rapport.

We vinden namelijk niet alleen dat de Kamer haar rechten maximaal moet gebruiken, maar ook dat de departementen daar optimaal aan moeten meewerken. Dat gaat vaak goed, maar soms op een uit democratisch oogpunt niet te tolereren manier mis. Uit de vrijgegeven correspondentie kunt u opmaken, dat we dat met succes dan inderdaad ook niet getolereerd hébben…

Mevrouw de Voorzitter van onze Kamer, het is me een eer en genoegen om u het eerste exemplaar van ons rapport aan te bieden, met als titel “Naar grip op ICT”. Ik zeg er maar eerlijk bij: zorg dat we het snel behandelen, dat de aanbevelingen integraal worden overgenomen en blijf erachteraan zitten dat het kabinet ze vervolgens uitvoert en dat ook de Kamer de grip op ICT niet weer laat verslappen!