Waarom zijn we strenger voor slagers dan voor ministers?

Column van Ton Elias op de website van eenvandaag (2 december 2009)

Het opmerkelijkste in de politiek het afgelopen jaar? Voor mij, als nieuw Kamerlid? Dat waren zonder twijfel de ogenblikken waarop de coalitie bewust een blinddoek voordeed, uitsprak dat kamerleden geen behoefte hebben aan evenwichtige parlementaire controle en vervolgens piepten als ze daarop stevig werden aangesproken.

Wat was er gebeurd?

In een saai en technisch overleg over het departement van Economische Zaken had ik er half juni op gewezen dat rapporten die wij als Kamerleden van dat departement zelf krijgen niet echt onafhankelijk zijn en zaken daardoor nogal eens mooier voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn.

Omdat die rapporten gingen over de vraag of het beleid van minister Van der Hoeven eigenlijk wel zinvol is en of het vruchten afwerpt, is dat nogal een kwalijke zaak: op die manier keurt de slager zijn eigen vlees. En waarom zouden we voor slagers strenger moeten zijn dan voor ministers?

Het onderzoeksbureau van de Kamer zelf had, om in de slachterij te blijven, gehakt van die rapporten gemaakt, zij het in keurige bewoordingen als ‘de conclusies van de beleidsrapportage stoelen niet op de bevindingen’. Dat was jammer, die keurigheid, want nu hadden journalisten niet door (want die lezen geen technische stukken, daar zijn ze te lui voor) dat er in gewoon Hollands stond dat de Kamer niet eerlijk wordt geïnformeerd – en daarmee dus ook het Nederlandse publiek niet.

Dat vond en vind ik kwalijk. Dus ik heb een motie ingediend waarin ik niets meer en niets minder vroeg dan dat commissies die het beleid evalueren tenminste twee onafhankelijke deskundigen moeten bevatten. En dan écht onafhankelijke mensen, dus niet oud-topambtenaren van EZ, die sinds een jaartje op een ander ministerie werken, zoals nu het geval was geweest. Verder wilde ik als lid van de Tweede Kamer, een controlerend orgaan immers, hun onafhankelijke commentaar ontvangen. Dat leken me toch niet een al te revolutionaire verlangens. Maar ja, op dat ministerie hadden ze natuurlijk donders goed in de smiezen dat dat zou betekenen dat ik kon aantonen dat er een hoop flauwekul aan “beleidsontwikkeling” plaatsvindt die geen nut heeft en tot weinig leidt. Minister van der Hoeven liet weten dat ze geen behoefte aan de motie had.

Wat gebeurde? Pvda, CDA en Christenunie stemden ertegen. Zo blijf ik onvolledige en verdraaide informatie ontvangen over het nut van wat op dat departement gebeurt.

Dat deugt natuurlijk al van geen kanten. Maar het blijkt nog gekker te kunnen. Bij de behandeling van de begroting ben ik er opnieuw over begonnen. In een opiniestuk in de Volkskrant (kijk maar na op mijn site, www.tonelias.vvd.nl) schreef ik: “Wanneer volksvertegenwoordigers een falend kabinet willen beschermen door zelf een blinddoek voor te doen, wordt het natuurlijk nooit wat met serieuze parlementaire controle. Misschien kunnen de collega’s daar eens wat aan zelfreflectie op loslaten?”

Dat kwam mij te staan op felle kritiek van het CDA te staan. Ik zou een ‘persoonlijke aanval’ op collega-Kamerleden hebben gepleegd. Wat een groteske onzin. Ik weet niet wat erger is: de neiging om het parlement als een sociëteit te beschouwen waar het gezellig moet wezen of de angst dat met fatsoenlijke democratische controle een partijgenoot in de problemen zou kunnen komen. Maar een dieptepunt is het zeker.

Ton Elias, woordvoerder Economische Zaken VVD