Scholen verdienen betere leraren

Scholen verdienen betere leraren

In elke klas zit talent – het kostbaarste kapitaal van een samenleving. Presteren gaat om het benutten van dit talent. Door systematisch en doelgericht te werken aan het maximaliseren van onderwijsprestaties wordt voor elke leerling de basis gelegd voor een kans op de arbeidsmarkt en dus ook een goede kwaliteit van leven. Bij beter presteren hoort niet dat er te veel leraren rondlopen die het allemaal eigenlijk wel voor gezien houden, zich niet bijscholen, slecht tegen kritiek kunnen en wachten op de eindstreep. Iedereen in het onderwijs kent dit probleem en praat erover in de wandelgangen en op het schoolplein, maar juist waar dat moet gebeurt dat onvoldoende: tijdens een pittig functioneringsgesprek tussen de schoolleider en de leraar.

Wat elders in de samenleving als de normaalste zaak van de wereld beschouwd wordt, vindt in het onderwijs nog maar mondjesmaat plaats. Vragen als ‘voldoet u eigenlijk wel’, ‘welke cursus gaat u volgen om weer bij de les te komen’ en ‘weet u wel zeker dat een baan in het onderwijs wel geschikt voor u is’ worden onvoldoende gesteld en dat moet veranderen. In plaats van de mantra dat er extra geld naar het onderwijs moet, is het goed om eerst eens te kijken naar al die dingen die er te verbeteren vallen zónder weer automatisch een zak met geld de scholen in te kieperen. Los van het eeuwige financiële aspect moeten we in Nederland toe willen werken naar een ambitieuzer leercultuur waarin prestaties, meer dan nu, worden gewaardeerd en gestimuleerd. Zonder ambities geen betere prestaties.

De docent levert een fundamentele bijdrage om het talent van leerlingen nader te ontplooien. Niet voor niets wijzen alle internationale onderzoeken uit dat de belangrijkste succesfactor in het onderwijs de man of vrouw voor de klas is.

Vanuit het onderwijs zelf wordt steeds luider vastgesteld dat tien tot dertig procent van de leraren niet goed (genoeg) functioneert. Hoewel ik vorig jaar bij de behandeling van de Onderwijsbegroting in de Tweede Kamer nadrukkelijk vaststelde dat er vele goede, enthousiaste leraren zijn, is vooral het deel van mijn betoog onthouden waarin ik voorstelde om twijfelgevallen bij te scholen en notoire zwakkelingen te ontslaan.

Ik sta nog steeds achter mijn oproep. Uit lesobservaties van de Inspectie van Onderwijs blijkt dat een op de tien leraren in het voortgezet onderwijs geen goede instructies geeft en dat een op de vijf leraren de tijd in de les niet efficiënt gebruikt. De helft van de leraren kan het onderwijs niet afstemmen op verschillen tussen leerlingen. Daarnaast dalen de examencijfers van de kernvakken Nederlands, Engels en Wiskunde en ook dat heeft volgens de Inspectie te maken met de kwaliteit van de leraren. Er zou, kortom, al veel gewonnen zijn wanneer men binnen de onderwijsmuren eens wat kritischer naar het eigen functioneren zou kijken.

Leraren horen niet door te groeien op basis van automatismen zoals de lengte van het dienstverband, maar op basis van prestaties. Wie het goed doet, moet daarvoor beloond worden. Het eerste dat in zaaltjes met leraren geroepen wordt als ik dit naar voren breng is dat er geen criteria voor prestatiemeting mogelijk zijn. Wat een onzin! Op de gang en op fluistersterkte weet iedereen exact wie de slechte en wie de goede leraren zijn. Het begint ermee dat directeuren, rectoren en schoolleiders serieuze beoordelingsgesprekken moeten voeren, want bij te veel scholen gebeurt dit nog steeds niet of half. Verder zijn anonieme, maar zorgvuldige leerlingenquêtes een uitstekend middel om een goed beeld van de kwaliteit van leraren te krijgen. In de praktijk blijkt er niks van te kloppen dat de populaire leraar van de Londenreis het hoogst scoort en de nare leraresWiskunde het laagst. Leerlingen hebben verdraaid goed door waar hun echte belang ligt als het om goed les krijgen gaat.

Ook vallen prestaties van kinderen prima te meten. Dat moeten we dan ook regelmatig doen aan de hand van toetsen – nog zo’n effectief meetmiddel ten behoeve van het dossier van de individuele leraar. Tenslotte mag hier het beroepsregister niet onvermeld blijven: wie straks niet aan de kwaliteitseisen van het register voldoet, mag het vak van leraar niet langer uitoefenen. Net zoals we dat na lang touwtrekken rond de dokter in Nederland geregeld hebben.

Los van regels is natuurlijk ongelooflijk belangrijk dat de luiken van de school worden opengezet. Wat daarbij helpt is als er meer jonge, enthousiastelingen de school binnenstromen. Om die reden zie ik graag meer ZZP’ers voor de klas, die wat ondernemerszin meebrengen. En ja, er moet nu ook eindelijk wat terecht komen van structurele verbeteringen in de opleiding tot leraar, de PABO. Er ligt een heel scala aan mogelijkheden open om tot betere prestaties in het onderwijs te komen. Voor de zomer heeft het kabinet het groene licht gekregen om diverse actieplannen uit te gaan voeren, die concreet invulling geven aan een ambitieuzere leercultuur in alle onderwijssectoren, waarin scholen systematisch en doelgericht moeten werken aan betere leerprestaties.

Leraren (en vakbonden niet te vergeten!), die zeggen dat het kabinet-Rutte niet om onderwijs geeft, miskennen de feiten. Het gebeurt alleen niet op de manier die ze gewend zijn, maar een tikje confronterender. Hoog tijd.

Ton Elias

Gepubliceerd in onder meer het Brabants Dagblad d.d. 06-10-2011.