Ton Elias's Posts

Het parlement wordt steeds meer een duiventil

Trouw, 14 augustus 2012

 

Partijen zijn voortdurend op zoek naar nieuwe, jonge kandidaten voor op hun kieslijsten. Maar die verversing van parlementariërs gaat wel ten koste van het geheugen én het gezag van de Kamer. ‘Wat heeft de Kamer aan al dat ‘fris en fruitig’ volk?’

Toen de piepjonge ex-studentenleider Sharon Dijksma in het midden van de jaren negentig net in de Tweede Kamer zat en daar een keer hard werd aangevallen door politieke opponenten, mopperde haar ervaren PvdA-partijgenote Tineke Netelenbos: “Kunnen jullie wel tegen zo’n meisje?”

Ze was blijkbaar nog bijzonder. Onervaren Tweede Kamerleden van onder de dertig kwamen eind vorige eeuw wel voor, maar bleven toch uitzonderlijk. Inmiddels kent het parlement veel meer beginnelingen die het vak slecht onder de knie hebben.

Dijksma keert na de komende verkiezingen van september niet terug. Ze verlaat het Binnenhof dan als langst dienend Tweede Kamerlid van dit moment. Met 14,6 jaar parlementaire ervaring is zij nu de nestor. (Haar tussentijdse staatssecretariaat telt natuurlijk niet mee.) Ze is pas 41 jaar oud.

Harry van Bommel wordt na september de volgende nestor. De vijftigjarige SP’er zit sinds de verkiezingen van 1998 in het parlement, ietsje pietsje langer dan de 43-jarige Kees van der Staaij (SGP), de oudere Mariëtte Hamer (PvdA) en zestiger Jan de Wit (SP). De B van Van Bommel was bij de installatieplechtigheid in 1998 nu eenmaal eerst aan de beurt. “Ik ben dus een kwartier langer Kamerlid dan Van der Staaij”, grinnikt Van Bommel.

De titel nestor heeft formeel geen waarde. Maar de ‘slechts’ veertienjarige staat van dienst van het groepje oudst-gedienden straks in de nieuwe Tweede Kamer zegt veel. Ze vormen de top van een verzameling volksvertegenwoordigers met steeds minder dienstjaren. In de jaren zestig bleven de meeste Kamerleden meer dan acht jaar aan. In de huidige zittingsperiode staat de ervaring gemiddeld op zo’n vijf jaar. De peilingen voorspellen dat na 12 september een nieuwe Tweede Kamer aantreedt met slechts zo’n drie jaar en drie maanden parlementaire ervaring.

Dat is deels de schuld van de kiezers en deels van de politieke partijen. Nu een groot deel van het electoraat in de stemhokjes veel makkelijker dan vroeger van de ene partij naar de andere zweeft, is het logisch dat de Kamer meer wordt ververst dan twintig of veertig jaar geleden. Bovendien kent Nederland in de huidige roerige politieke situatie vaker verkiezingen dan de meeste andere Europese landen. Maar de politieke partijen deden er intussen de afgelopen jaren weinig aan om te voorkomen dat het parlement een duiventil wordt. De SP met z’n typische opbouw van door de wol geverfde partijtijgers is een uitzondering, de PVV met z’n nog beperkte historie is een verhaal apart. De meeste andere partijen hielden echter de afgelopen jaren een permanente race, op zoek naar steeds nieuwe, vaak jonge gezichten op de kandidatenlijsten.

Telkens veel nieuw bloed op de verkiezingslijsten. Het is een onzinnige zoektocht van partijen naar flitsende vernieuwing van Tweede Kamerfracties, meent staatsrechtgeleerde Joop van den Berg. “Het rare is dat het ons allemaal gepresenteerd wordt als kandidatenlijsten die ‘fris en fruitig’ nieuw volk aan het parlement moeten leveren. Maar waarom eigenlijk? Wat heeft de Kamer aan al dat ‘fris en fruitig’ volk, dat geen idee heeft van wat het parlementaire werk inhoudt?” Van den Berg bepleit geen Chinees politbureau aan het Binnenhof, met jongste leden van boven de zeventig. Maar een slagje rustiger met de doorstroming van de Tweede Kamer mag het wel worden, voor zover de partijen daar zelf de hand in hebben bij de rekrutering van kandidaten.

Ook oud-griffier van de Tweede Kamer Willem Hendrik de Beaufort toonde zich bezorgd over de afnemende ervaring in het parlement, toen hij uitrekende dat leden met een staat van dienst van vier jaar inmiddels tot de veteranen gaan horen. Meer ervaren leden vormen volgens hem ‘het vliegwiel’ om het parlementaire proces op snelheid te houden.

Het draait allemaal om het gezag van de Kamer, dat dreigt af te nemen. Een mix van nieuwe en oude leden is wel ideaal, maar ervaring in een fractie is ook belangrijk, zeggen Harry van Bommel en zijn collega Ton Elias van de VVD. Elias zit nu heel gemiddeld zo’n drieënhalf jaar in de Kamer, maar was eerder achttien jaar parlementair journalist. Beiden zeggen dat nieuwelingen zeker anderhalf jaar nodig hebben om hun weg te vinden. Elias: “Het is een moeilijker vak dan veel mensen denken. Ik heb een tijdje adviezen gegeven bij raden van bestuur van grote bedrijven. Ik verzeker je dat de politiek lastiger is dan de top van het bedrijfsleven. Politiek is schaken, risken en dammen tegelijk”.

Van Bommel: “Fracties en de Tweede Kamer als geheel hebben een geheugen nodig. Als de jongste bediende in een fractie telkens in de handelingen terug moet zoeken wat er tien jaar geleden ook al weer werd gezegd over Navo-interventies of bepaalde problemen in de zorg, dan schiet het niet op.” Een parlement zonder geheugen gaat zwalken, meent Van Bommel. “De kiezers hebben gezamenlijk wél een goed geheugen. Dus bij al te veel gezwalk vragen de kiezers zich af: waar zijn ze in Den Haag mee bezig?”

Steeds meer verversing. Het ligt ook aan de volksvertegenwoordigers zelf, dat ze het tegenwoordig niet meer zo lang in Den Haag uithouden als hun beroemde voorgangers uit de oude zuilen van de vorige eeuw. Die zongen het vaak twintig, dertig jaar uit. Die kregen wel eens een brief uit het land. Nu verwerken Kamerleden 150 mailtjes per dag en moeten zij zich staande houden tussen de flitsmeningen van de twitterkampioenen. Omdat volgende verkiezingen met weer nieuwe kandidatenlijsten permanent dreigen, moeten de nieuwelingen snel scoren.

Staatsrechtgeleerde Van den Berg: “Door die onzekerheid krijg je sprinters in het parlement. Waardoor vervolgens de slechte gewoonten van de Kamer weer toenemen: steeds meer vragen, steeds spoeddebatjes. Bovendien lijken veel Kamerleden sneller te slijten naarmate ze jonger aan het vak beginnen.”

Lees meer

Telegraaf: MINISTER BREEKT LANS VOOR EEN HOGERE SNELHEID

’Schrap limiet tienbaans A2’

door Ruud Mikkers

DEN HAAG, dinsdag 17-07-2012

 

Een nieuwe Tweede Kamer moet een einde maken aan de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur tussen Amsterdam en Utrecht.

Dat vindt minister Schultz van Haegen (Infrastructuur). Ondertussen schuiven de minister, VVD en CDA elkaar de verantwoordelijkheid toe over de lage snelheidslimiet op de tienbaansweg.

Schultz van Haegen: „Harder waar het kan, is wat mij betreft het credo. En op de A2 kan het. Daarom heb ik eerder ook voorstellen gedaan die verhoging van de snelheid op delen van de A2 mogelijk maakt. Voorstellen voor een permanente verhoging van de maximumsnelheid, maar ook variabele snelheidsverhoging, bijvoorbeeld ’s nachts of buiten de spits. Iedereen die over de A2 heeft gereden, snapt wat ik bedoel.”

Groen

Vanaf volgende week wordt de automobilist 24 uur per dag gecontroleerd op zijn snelheid door middel van trajectcontrole. Schultz hoopt dat een nieuwe Kamer na de verkiezingen van 12 september het licht op groen zet voor een hogere maximumsnelheid. Volgens haar heeft het CDA ervoor gezorgd dat de automobilist het gaspedaal nu niet harder mag intrappen dan 100 kilometer per uur. „Het is aan de automobilist gewoon niet uit te leggen dat je op stukken niet gewoon kunt doorrijden als er nauwelijks verkeer is”, vindt de bewindsvrouw.

Maar het CDA wast de handen in onschuld. De partij wil dat Schultz met gemeenten bij de A2 gaat praten over het verhogen van de snelheid.

Met de gemeenten bij de A2 tussen Amsterdam en Utrecht is afgesproken dat bij verbreding van het traject de maximumsnelheid omlaag zou worden gebracht om overlast voor omwonenden te verminderen.

„Bij ons ligt geen njet ”, zegt CDA-Kamerlid De Rouwe. „Maar wij vinden wel dat afspraken op een fatsoenlijke manier nagekomen moeten worden. Bij deze de oproep aan Schultz: ga met de gemeenten aan tafel. Ik vind het zelf ook irritant om daar honderd te moeten rijden”, aldus De Rouwe. Volgens hem heeft het CDA altijd gezegd slechts geen hogere snelheid te willen op wegen die niet veilig genoeg zijn om hard te rijden en dat is wat betreft de A2 zeker niet aan de orde, stelt het Kamerlid.

Gaspedaal

Als het aan de VVD ligt kan het gaspedaal met onmiddellijke ingang dieper worden ingetrapt. „Als ieder nu zijn gezond verstand gebruikt, moet het toch mogelijk zijn om 130 km/u op een vijfbaansweg in Nederland te rijden. Nachtelijke controles om daar 100 km/u te rijden zijn volstrekt belachelijk. Ik roep het CDA dan ook op om zich niet te verschuilen achter bestuurlijke afspraken, want er liggen op het ministerie van Infrastructuur en Milieu gewoon scenario’s klaar om dit te kunnen regelen”, aldus VVD Kamerlid Elias.

Ook voormalig verkeersminister Eurlings doet een duit in het zakje. „Oplossing dreigende boeteregen op tienbaans A2: alsnog verhogen snelheid naar 120 km/uur”, twittert hij. Dat komt hem op verwijten van D66 te staan. „Eurlings heeft zelf afspraken gemaakt met gemeenten over 100 kilometer per uur.”

Lees meer

DEN HAAG – De VVD haalt alles uit de kast om spijbelen tegen te gaan. Als scholen spijbelaars niet melden, zullen zij worden beboet.

Ouders van spijbelende kinderen dreigt bovendien de kinderbijslag te worden ontzegd.

Dat staat in het verkiezingsprogramma dat de partij vrijdag presenteert.

Volgens VVD-Kamerlid Ton Elias “staat spijbelen aan de wieg van schooluitval, en dat staat vaak weer aan de wieg van problemen als criminaliteit en werkloosheid”.

Hij vindt dat kinderen een eerlijke kans verdienen op een goede toekomst. “Daarom moeten we spijbelen vroeg en desnoods met harde hand aanpakken.”

Kern is volgens de partij dat er een cultuur moeten worden gecreëerd waarin spijbelen niet getolereerd is.

De VVD ziet schooluitval ook als verspilling van belastinggeld. Scholen en gemeenten hebben daarom volgens de partij de taak spijbelen tegen te gaan, en scholen zouden desnoods moeten worden beboet als zij spijbelaars niet melden.

Scholen zijn nu al wettelijk verplicht spijbelen te melden. Dat gebeurt echter niet altijd. De VVD hoopt met deze aanpak het tij te keren.

Concreet houdt het voorstel in dat als de leerplichtambtenaar een spijbelaar aantreft waarvan het verzuim niet is gemeld door de school, de onderwijsinspectie een seintje krijgt en de school automatisch een boete oplegt.

De hoogte van de op te leggen boete zal 1000 euro zijn per overtreding.

Ook ouders hebben volgens de VVD een verantwoordelijkheid om spijbelen van hun kinderen tegen te gaan. Daarom stelt de partij voor dat zij eveneens worden beboet als ze niet serieus werk maken van hun spijbelende kinderen.

Als een leerplichtambtenaar een spijbelaar aantreft, vindt de VVD dat de Sociale Verzekeringsbank de kinderbijslag moet stopzetten.

Door: NU.nl

Lees meer

Zondag 1 juli 2012 Bezoek aan Assen

Bij een geslaagd bezoek aan de VVD Kamercentrales Friesland, Groningen en Drenthe op zondag 1 juli heb ik samen met collega’s Johan Houwers en Erik Ziengs de nieuwe elektrische auto van ondernemer Henk Tappel uit Assen gepromoot. Ik herinner me nog goed hoe ik als jochie van 13 in Den Haag met een ijzeren bakkerskarretje van Spijkstaal meehielp brood te bezorgen; die dingen hadden een heel raar driehoekig stalen ‘stuur’. Dit nieuwe karretje vormt een mooi staaltje doorontwikkeling!

Lees meer

Spreektekst Ton Elias voor het AO SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld?’

MdV, vanwege de beperkte spreektijd beperk ik mij tot de hoofdpunten uit het SCP-rapport ‘Waar voor ons belastinggeld’.

Het SCP bevestigt wat de VVD al jaren roept: onderwijseuro’s moeten goed besteed worden. Elke extra euro investering moet een stijging van de kwaliteit betekenen. Zolang er geen aantoonbare verbetering van kwaliteit bestaat, zijn extra investeringen niet zinvol. Eerst moet in het onderwijs orde op zaken gesteld worden. Het meten van de productie in het onderwijs is lastig. Een politiek debat voeren waarin het onderwijs beoordeeld wordt aan de hand van productie levert het verwijt op dat ‘onderwijs geen markt is’. Toch moet veel scherper worden nagedacht over de vraag: wat investeren we in het onderwijs en wat levert het op?

Ondanks extra investeringen in het onderwijs, zijn er volgens het SCP geen aanwijzingen dat leerlingen in het primair onderwijs beter zijn gaan presteren in de periode 1998 – 2009. “Dat een leerling het basisonderwijs heeft doorlopen, biedt geen garantie dat hij of zij een bepaald kennisniveau heeft bereikt.” Letterlijk stellen de auteurs van het rapport het volgende: “In het basisonderwijs bestaan weinig aanwijzingen voor verbeterde prestaties. De gemiddelde scores op de Cito-eindtoets blijven vrijwel gelijk en de PPON-onderzoeken signaleren dat bij het verlaten van de basisschool onveranderd 40% tot 50% van de leerlingen niet aan een aantal standaardeisen voldoet.”

Het kabinet nuanceert het SCP rapport op twee manieren. Ten eerste wil het kabinet geen harde productiviteitsmeting aannemen, omdat het onderwijs niet alleen tot hoger kennisniveau moet leiden maar ook tot burgerschap en zelfontplooiing. En, zo stelt het kabinet, dat is niet te meten. Ten tweede stelt het kabinet dat 35% van de stijging van de uitgaven te wijten is aan beleid. De overige stijging is te wijten aan het meer marktconform maken van arbeidskosten. Daarmee daalt automatisch de arbeidsproductiviteit. Ook stelt het kabinet dat rekening gehouden moet worden met de veranderende samenstelling van de leerlingenpopulatie. Wel ziet het kabinet ruimte voor verbetering in de kwaliteit en de productiviteit.

De Minister van Onderwijs reageert in de ogen van de VVD veel en veel te slap. Uit het SCP rapport blijkt niet waarom er zoveel verschil bestaat tussen scholen. Waarom kan de ene school, met dezelfde middelen, wel voldoende leraren aannemen en zorgen voor goede leerprestaties, en faalt de andere school? Voordat ‘het onderwijsveld’ weer op achterste benen staat dat dit rapport aanleiding zou zijn voor de VVD om bezuinigingen voor te stellen, wil ik weten wat die verschillen veroorzaakt. Het verschil wordt kennelijk niet veroorzaakt door het geld.

D66 heeft in de media meteen de Pavlov-reactie vertoond ervoor bevreesd te zijn dat de VVD dit rapport zal aangrijpen om bezuinigingen te legitimeren. Vrijwel over de hele linie bestaat er een soort kruisvaardersgeloof in de mantra dat meer geld in het onderwijs pompen het onderwijs beter maakt. Met dit rapport in de hand blijkt het tegendeel het geval te zijn. Dat zou ertoe moeten nopen de kop juist uit het zand te halen in plaats van hem er dieper in te steken.

De voortekenen zijn helaas somber: het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie wil het onderwijs vooral met rust laten en geen eisen stellen, D66 gaat verder met het geldsmijterijgeloof en een realistische onderwijswoordvoerder als Çelik, die vanuit de PvdA af en toe nog een béétje op het geld lette, moest het veld ruimen – ik hecht er nadrukkelijk aan hierbij te zeggen dat die opmerking niet op de persoon gericht is, maar op de partijbeslissing. Het is dringend gewenst dat het besef dat meer geld niet automatisch leidt tot betere prestaties ook tot andere politieke partijen dan de VVD doordringt.

De VVD stelt al langer dat schoolbesturen beter met geld om moeten gaan. Zij zijn immers zelf verantwoordelijk voor de besteding van middelen. Met de invoering van zogeheten lumpsumfinanciering (één zak met geld, waar schoolbesturen het naar eigen inzicht moeten doen) hebben scholen meer vrijheid gekregen om geld te besteden. Dat geld moet wel naar onderwijs gaan.

De VVD wil orde op zaken stellen in het onderwijs, zeker ook door bestedingen tegen het licht te houden en de financiële professionaliteit van schoolleiders/besturen aan de kaak te stellen.

Schoolleiders en schoolbesturen kunnen veel geld besparen door zakelijker met o.m. inkoop en administratie om te gaan. Ik heb een paar klokkenluiders in het onderwijs gevonden, die mij regelmatig van voorbeelden voorzien. Ik zal er twee noemen:

Een schoolbestuur (17 scholen) ontslaat een financieel manager, omdat het geen vertrouwen heeft in zijn voorstel om de administratie goedkoper in te richten. Hij verzette zich tegen de bestaande situatie, waarin die 17 scholen per jaar € 350.000 uitgaven aan een administratiekantoor, terwijl hij het met een software pakket en twee eigen administratief medewerksters voor circa € 120.000 wilde gaan regelen. Na diens ontslag kwam er een interim-manager, die € 190.000 factureerde om de boel op orde te krijgen. Let wel: voor 17 scholen.

In een ander voorbeeld wordt een commercieel extern inkoopbureau ingezet dat in drie weken tijd voor 60 scholen (drie verschillende besturen) € 290.000 op de inkoop wist te besparen door te heronderhandelen over lopende schoonmaak- en ICT-contracten.

Deze voorbeelden zijn zeer sprekend, maar ze vallen in het niet bij de echte, structurele geldverspilling in het onderwijs: de CAO’s die door ondermeer de VO-Raad worden afgesloten. Tot op de dag van vandaag bevatten die peperdure vervroegde uittredingsregelingen (BAPO), die er bijvoorbeeld in het MBO voor zorgen dat één op de 20 leraren de facto wegvalt als kracht voor de klas. Voor deze structurele geldverspilling door de onderwijswerkgevers zelf, die wél menen moord en brand te kunnen schreeuwen omdat klassen groter zouden worden en lessen uitvallen, is veel te weinig aandacht.

Ik blijf er op hameren dat er te weinig financiële kennis in onderwijsland is en dat dat moet veranderen. Schoolbesturen moeten bewuster met onderwijseuro’s omgaan en commerciëler leren denken. Actueel is de discussie over het ontslaan van leraren, nu blijkt dat scholen met hun budgetten niet uitkomen. Maar scholen in bijv. het primair onderwijs hebben te veel personeel in dienst genomen (3200 meer mensen in dienst dan op basis van het aantal leerlingen te verwachten was!) en kloppen vervolgens in Den Haag aan voor extra geld vanwege financiële tekorten. Geld dat partijen als de SP en D66 gretig toezeggen, omdat dat lekker bekt, zeker in verkiezingstijd. Maar terwijl de uitgaven voor onderwijs stegen, deden de leerlingprestaties dat niet.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias AO Wet medezeggenschap op scholen d.d. 27-06-2012

In 2007 is de Wet Medezeggenschap Onderwijs (WMO) vervangen door de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS). Het doel van de wet was het versterken van personeel, ouders en leerlingen in het besluitvormingsproces in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. Conform de WMS is er nu – na vijf jaar – een evaluatie gedaan. De conclusie van ‘Research voor Beleid’ (bureau voor beleidsonderzoek) is dat de doelstelling van de wet gehaald is, maar dat er wel fikse nuances te plaatsen zijn.

Namens de VVD stel ik al bijna twee jaar vast dat in het onderwijs de schoolbesturen in een te groot aantal gevallen matig tot slecht functioneren. Ik heb al eerder aangekaart dat Raden van Toezicht voor een beter bestuurlijke controle scherper moeten opereren. Dat geldt ook voor de medezeggenschap. De medezeggenschapsraad moet zorgen voor een bestuurlijk evenwicht tijdens de besluitvorming. De Raden van Toezicht controleren vervolgens achteraf.

Volgens de Minister zijn medezeggenschapsraden op 99% van de scholen aanwezig en worden ze gewaardeerd en gerespecteerd. Er heerst volgens haar een “wijdverspreid gevoel van tevredenheid.” ‘Research voor Beleid’ heeft weliswaar enkele knelpunten aangewezen waar verbetering mogelijk is en die de Minister heeft opgenomen in haar beleidsreactie van eind maart jl.:

1) soms houdt het bevoegd gezag van een school zich niet aan de wettelijke verplichtingen en sommige medezeggenschapsraden worden niet of te laat geïnformeerd;

2) 10-20% van de zetels voor ouders en leerlingen in medezeggenschapsraden in het voortgezet onderwijs zijn niet bezet;

3) medezeggenschapsraden moeten professionaliseren;

4) de naleving van de Wet Medezeggenschap Scholen is niet altijd op orde

De Minister stelt in genoemde beleidsreactie dat het aan de betrokken partijen is om verbeteringen aan te brengen. Daar waar men zich niet aan de wet houdt zal de Inspectie voor het Onderwijs handhavend optreden.

MdV, de VVD vindt –en dat heb ik ook in meerdere debatten gezegd– dat de pedagogische professionaliteit bij de school ligt, maar dat ouders wel een wettelijk handvat moet worden gegeven bij klachten of problemen. De geëigende weg is de medezeggenschap. Juist om geschillen te voorkomen en ouders actief te betrekken, moet de medezeggenschap goed functioneren. Ouderbetrokkenheid bij het onderwijs is een belangrijk thema voor deze Minister, maar als zij stelt dat de Wet Medezeggenschap op Scholen goed werkt lijkt zij haar ogen te sluiten voor de rol die schoolbesturen nogal eens spelen om zo min mogelijk last te hebben van medezeggenschapsraden. Een medezeggenschapsraad werkt alleen als ouders voldoende betrokken zijn, lid worden van de raad en daar actief schoolbesturen controleren. Ook voor leraren, die via de medezeggenschapsraad mee kunnen praten over het beleid van de school, vind ik dat het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad serieus moet nemen.

Hoewel –zoals gezegd– 99% van de scholen een medezeggenschapsraad heeft, blijkt 20% van de zetels lastig te vervullen. Dat geldt vooral voor de positie van ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs. Welke conclusie verbindt de minister hier aan?

Het is in mijn ogen namelijk nogal merkwaardig dat de minister de conclusie trekt dat de Wet Medezeggenschap op Scholen goed functioneert, terwijl in 20% van de gevallen de ouder- en personeelsgeledingen ontevreden zijn over tijdigheid van geleverde informatie.

De mezeggenschapsraad kan niet functioneren zonder informatie. In de literatuur wordt gesuggereerd dat ouder- en personeelsgeledingen te maken hebben met intimidatie door schoolbesturen. Daarom wordt gevraagd om een informatierecht per individueel lid, zodat ook één lid in plaats van de volledige medezeggenschapsraad een verzoek tot informatie kan indienen. Ik wil weten van de Minister wat haar visie is op een dergelijk recht, omdat ik het effect onvoldoende in kan schatten. Ik wil enerzijds waarborgen dat de juiste informatie op de juiste tijd naar boven komt, maar anderzijds een onnodige papierwinkel voorkomen. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

In een aantal gevallen wordt de wet niet nageleefd. De Inspectie treedt niet pro-actief handhavend op, maar wel naar aanleiding van concrete signalen. Ik wil weten wat onder handhavend wordt verstaan: wat voor sancties worden opgelegd indien de wet niet wordt nageleefd?

De middelen voor rechtsbijstand zijn in driekwart van de gevallen geen onderdeel van de faciliteitenregeling (regelt onder meer de vergoeding van medezeggenschapsactiviteiten). In 13% van de scholen is helemaal geen faciliteitenregeling vastgesteld. Terecht stelt onderwijsvakbond AOb dat hier een goede regeling voor moet zijn. Het personeel wordt ondersteund door de vakbonden, maar voor ouders is geen positie geregeld. Ook om een evenwicht te bieden tegen de vakbonden binnen de medezeggenschapsraad lijkt het mij goed om een rechtsbijstandsverzekering te verplichten, op kosten van de school. De positie van de medezeggenschapsraad versterkt als ze niet alleen kan blaffen maar ook kan bijten. Graag reactie van de Minister.

Tot slot, wil ik van de Minister weten of zij in de vele klachten en inzendingen van belanghebbenden aanleiding ziet de Wet Medezeggenschap op Scholen aan te scherpen.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias bij het debat over voorlichting homoseksualiteit op scholen d.d. 13-06-2012

Voorzitter. Wij vinden het in Nederland normaal als jongens met jongens trouwen of meisjes met meisjes, vrouwen met vrouwen. Dat vindt de VVD belangrijk: een liberale, open samenleving. Daarom heb ik op 16 november, tijdens het algemeen overleg Vormende taak van het onderwijs, tegen de minister gezegd: ga die voorlichting, die homo-educatie, nu regelen, want anders gaan wij dit alsnog proberen af te dwingen met een nieuwe motie. De minister was toen zeer fair. Zij heeft gezegd dat zij de zaak zou gaan uitwerken en hiermee aan de slag zou gaan. Het duurt ongeveer een jaar om die Algemene Maatregel van Bestuur te maken, zo zei zij.

Daar kwam een brief overheen van 25 november. De toezegging was: het besluit kan per 1 augustus in werking treden. Daar zat geen enkele voorwaarde en geen enkel voorbehoud bij. De minister ging dat gewoon doen. Ik citeer letterlijk uit de brief van 25 november 2011: “Het besluit kan dan per 1 augustus 2012 in werking treden.”

Rond april, zo blijkt mij uit een soort reconstructie, heeft de Raad van State de minister laten weten: wij kunnen niet adviseren over die AMvB, want wij vinden dat wij advies van de Onderwijsraad nodig hebben. Toen heeft de minister niet bij de Kamer aan de bel getrokken om ons te informeren. Ik kan dan geen andere conclusie trekken dan dat óf de minister het punt inhoudelijk niet serieus neemt, óf de minister de Kamer niet serieus neemt, óf de minister allebei niet serieus neemt. Dat vinden wij geen goede zaak.

Wij hebben de afgelopen jaren goed, fair en open met deze minister samengewerkt. Wij hebben over en weer afspraken gemaakt in het regeerakkoord, die soms voor de ene partij en soms voor de andere partij verdraaid moeilijk lagen. Ik heb hier iedere keer opnieuw bijvoorbeeld die flauwekul van die gratis schoolboeken open en bloot staan verdedigen, omdat we daar een afspraak over hadden gemaakt. Over deze kwestie hebben we ook een afspraak gemaakt. Ik vind dat de minister deze afspraak na moet komen. Een man een man, een vrouw een vrouw, een woord een woord. Wij willen dus dat er alsnog zoveel spoed wordt gemaakt dat de zaak per 1 augustus van dit jaar, als het ook maar enigszins kan, alsnog in werking treedt.

Lees meer