Ton Elias's Posts

Spreektekst Ton Elias voor de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel Biskop over aanscherping toezicht bij nieuw bekostigde scholen

MdV, tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van Jan Jacob van Dijk, nu Biskop, is door mijn voorgangster namens de VVD Tweede Kamerfractie al veel over het initiatief naar voren gebracht. Dat debat zal ik niet overdoen, wel zal ik enkele concrete punten aanstippen.

Allereerst dan, mijn belangrijkste punt vandaag, omtrent het misbruik van artikel 23 van de Grondwet. In mijn mondelinge vragen aan de Minister van Onderwijs op 27 september 2011 over het besluit van de Minister om de Stichting Islamitisch Onderwijs toe te staan een nieuwe school te stichten in Amsterdam, vroeg ik naar mogelijkheden om het stichten van die school tegen te houden. In 2010 moest het Islamitisch College Amsterdam (hierna: ICA) zijn deuren sluiten na een bekostigingssanctie vanwege onbehoorlijk bestuur (slecht onderwijs en weinig leerlingen). De rector van het ICA was inmiddels voorzitter van de Stichting Islamitisch Onderwijs en vier van de zeven bestuursleden van de Stichting waren eveneens verbonden aan de opgeheven school. De Minister kon het stichten van de school evenwel niet tegenhouden. De enige mogelijkheid van de Minister was om vanaf dag 1 dat de school opengaat, toezicht te houden om te zorgen dat eerdere problemen bij het ICA zich niet opnieuw zouden voordoen. Dit vond en vind ik onacceptabel. De vrijheid van onderwijs die is vastgelegd in artikel 23 van onze Grondwet is voor de VVD een groot goed. Maar die felbevochten vrijheid wordt niet gehandhaafd om er misbruik van te kunnen maken. Wie met dezelfde mensen in feite opnieuw dezelfde school wil beginnen die eerder in elkaar gezakt is op grond van gebrek aan kwaliteit, behoort die kans niet te krijgen.

Juist vanwege voorbeelden als het ICA diende oud-Kamerlid Jan Jacob van Dijk destijds zijn initiatiefwetsvoorstel in. Voor dat voorstel wil ik hem via de heer Biskop –die, zoals gezegd, het initiatief overnam– complimenteren.

Tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting 2012 werd met brede steun in de Kamer een motie van mijn hand aangenomen om er met wetgeving voor te zorgen dat scholen artikel 23 Grondwet niet langer als dekmantel kunnen misbruiken om (financieel) wanbeleid ongestraft en met een oneigenlijk beroep op de vrijheid van onderwijs voort te zetten. Als er nu zorgen bestaan over de kwaliteit van het onderwijs bij een nieuw op te richten school, kan de oprichting niet worden tegengegaan. Vooraf mogen namelijk geen voorwaarden ten aanzien van bekostiging van de betreffende school worden gesteld. Dit leidt tot problemen.

In april 2012 publiceerde de Onderwijsraad zijn advies over artikel 23 GW waarin zij terecht stelt dat het artikel honderd jaar na invoering nog steeds van grote waarde is. Wel zou artikel 23 ruimer geïnterpreteerd moeten worden en plaatst de raad de discussie over het artikel in een bredere context. Die bredere discussie voer ik hier graag later nog eens MdV, maar nu leg ik de focus op het stellen van voorwaarden aan de stichting van een school.

Het initiatiefwetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, wijzigt de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT). De kern van de discussie is echter of deze wijzigingen stroken met artikel 23 Grondwet. Artikel 23 geeft het bijzonder onderwijs recht op bekostiging en beperkt de mogelijkheden van de overheid om voorwaarden aan deze scholen te stellen. De Grondwet houdt vergunningenverlening voorafgaand aan de oprichting tegen. Het stichten van een school is immers vrij. Dat is een belangrijk uitgangspunt: zou dat niet zo zijn dan zou de staat immers inhoudelijk beslissen over het onderwijs, terwijl nu juist de kern van de onderwijsvrijheid daarin gelegen is dat het de oprichters zijn die bepalen hoe ze het onderwijs willen inrichten, terwijl de overheid zich er toe beperkt wat leerlingen uiteindelijk moeten kunnen en kennen – en, die woorden gebruikend en de hoofdconclusies van het rapport Dijsselbloem in het achterhoofd, kun je vaststellen, dat de Onderwijspacificatie uit 1917 nog verrassend actueel blijkt …

Wat daar ook van zij: de enig geldende voorwaarde vooraf in relatie tot de oprichting van een school derhalve, is de stichtingsnorm: is er vraag naar deze school in de gewenste omgeving?

In het 2e lid van art 23 staat dat het onderwijs ‘deugdelijk’ moet zijn. Dit is vertaald naar wettelijke deugdelijkheidseisen, die getoetst worden bij bestaande scholen. Het initiatiefvoorstel nu verruimt het moment waarop een onderwijsinstelling aan de deugdelijkheidseisen moet voldoen. Voorheen moest de school al bestaan voordat toezicht mogelijk is. De in het uiterste geval op te leggen bekostigingssanctie ten aanzien van nieuwe scholen, kan pas na twee jaar worden opgelegd. Met dit wetsvoorstel zou het toezicht in de tweede en derde maand na aanvang van de oprichting van de school mogelijk zijn.

Volgens de Raad van State in zijn reactie op het amendement dat mijn voorganger indiende kunnen vóór dat bekostiging wordt toegekend (de bekostigingsbeschikking) geen eisen aan de op te richten school worden gesteld. Dat betekent dat genoemd VVD-amendement in strijd met de Grondwet zou zijn. Nu valt over die strijdigheid van te stellen eisen aan de school vooraf te discussiëren, bijvoorbeeld aan de hand van een tegengestelde opvatting die de Onderwijsraad onlangs in een lijvig advies heeft neergelegd. Maar die discussie hangt weer samen met de modernisering van artikel 23 Gw als geheel. Dat doen we echter niet vandaag – en ik wilde het daarom ook maar zo praktisch mogelijk houden, omdat die meer principiële discussie later nog volgt.

De Raad van State stelt m.b.t. dit specifieke amendement wel een alternatief voor. Na het vaststellen van de bekostigingsbeschikking en voor het werkelijk effectueren daarvan kan er informeel overleg plaatsvinden tussen de Inspectie en het bevoegd gezag van de nog op te richten school. Dit informele gesprek kan gecodificeerd worden in de Wet op Onderwijstoezicht (WOT). De Inspectie is echter alleen toezichthouder en kan geen ondersteunende hand bieden indien een school de zaken niet op orde heeft. De school zal dus elders ondersteuning moeten vragen om de verbeterpunten van de Inspectie op te lossen.

Een tweede oplossing is om in de wet op te nemen dat de school in oprichting verplicht is te voldoen aan een informatieverzoek van de Inspectie. De informatie betreft dan de bekwaamheid van docenten en de onderwijstijd. Het in het oorspronkelijke amendement opgenomen schoolplan kan niet vooraf gegeven worden, omdat de medezeggenschapsraad hiermee ingestemd moet hebben en die is in de oprichtingsfase nog niet ingesteld. De Onderwijsraad onderschrijft dit in zijn advies van 23 juli 2010. Volgens de Onderwijsraad zou de toetsing van bekwaamheid van leraren door de Inspectie moeten worden uitgevoerd en plaatsvinden na de oprichting, maar voor het effectueren van de bekostiging.

MdV, op basis van deze uiteenzetting dien ik een gewijzigd amendement in dat de school verplicht om na de bekostigingsbeschikking informatie ten aanzien van de bekwaamheid van docenten en de onderwijstijd te verstrekken aan de Inspectie. De Inspectie krijgt dan wettelijk de bevoegdheid om op basis van een risicoanalyse het gesprek aan te gaan met het bevoegd gezag vooraleer de bekostigingsbeschikking geëffectueerd wordt. Hier gaat een preventieve werking van uit: wie een beschikking heeft gekregen, loopt het risico dat de effectuering stokt als niet voldaan wordt aan de toets van de Inspectie. En dat is uiteindelijk wat we Kamerbreed beoogden toen we bij de behandeling van de Onderwijsbegroting vorig najaar de VVD-motie met algemene stemmen aannamen: voorkom misbruik van de stichtingsvrijheid onder de parapluie van artikel 23.

Voor alle duidelijkheid nog even schematisch hoe het oprichten van een school in onze ogen dan verloopt:

  1. Stichting van de school (artikel 23)
  2. Verzoek om voor bekostiging in aanmerking te komen
  3. Beschikking dat school voor bekostiging in aanmerking is gebracht.
  4. Huisvesting regelen etc. melding dat school wil beginnen
  5. Beschikking dat de bekostiging gáát aanvangen (en per wanneer)
  6. (Toezicht gewenst door VVD) – amendement
  7. School start daadwerkelijk en bekostiging dus ook.
  8. (Toezicht gewenst door CDA)
  9. Regulier toezicht

Mevrouw de Voorzitter, ik kom tot een afronding. Het stichten van een school is vrij. Dat is en blijft voor de VVD een belangrijk uitgangspunt. De oprichters van een school bepalen hoe zij het onderwijs inrichten en de staat geeft aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen na het afronden van dat onderwijs. Daarmee is artikel 23 moderner dan door tegenstanders ervan wel eens wordt beweerd. Het is helder dat artikel 23 een belangrijk liberaal uitgangspunt is. Artikel 23 geeft ruimte aan mensen om scholen op te richten; het geeft ruime voor zelfbestuur en zelforganisatie. De grondslag van een school moge voor velen belangrijk zijn (en de VVD respecteert dat), maar deze is niet a priori belangrijker dan het recht op zelforganisatie. Wat dat betreft loopt er een rechte lijn van de liberaal Thorbecke, die in de negentiende eeuw de vrijheid van onderwijs in de Grondwet vastlegde, naar de liberale premier Cort van der Linden, die de gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs regelde, naar mensen als VVD-aanvoerder Bolkestein met fractielid Cornielje en naar de VVD van vandaag, van Rutte en de huidige onderwijswoordvoerder. Uitgangspunt voor de VVD is dat de kern, het wezen, de geest van de grondwettelijke onderwijs­vrijheid in stand blijft.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias VAO Ouderbetrokkenheid d.d. 12-06-2012

Spreektekst Ton Elias VAO Ouderbetrokkenheid d.d. 12-06-2012Voorzitter. De minister wil een appel doen op ouders om meer aandacht te schenken aan de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen en heeft daarvoor verschillende activiteiten aangekondigd. Tijdens het eerdere debat zijn alle standpunten gewisseld. Het is al even geleden. Ik heb namens de VVD steun uitgesproken voor de voornemens sec van de minister, maar ik maak nog even publiekelijk de aantekening dat de CDA-saus die daar aanvankelijk door de minister overheen gegoten werd, ons als liberalen zeer zwaar op de maag lag.

Wij nemen afstand van dit alles wat de minister wil, als slechts de indruk zou ontstaan — en die ontstond heel even, ten onrechte, dat weten we — dat moeders nu zouden moeten stoppen met werken om thuis klaar te zitten, hun kinderen te overhoren, huiswerkbegeleiding te doen of als een soort verplichte schoolpleinwacht te opereren. Steun voor de plannen, de ideeën en de inzet om ouders te betrekken bij de school en bij de pedagogische opvoeding van de kinderen, maar niet terug naar de jaren vijftig.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias VAO Amarantis d.d. 12-06-2012

Voorzitter. De VVD-fractie maakt zich grote zorgen over Amarantis. Kan de minister bevestigen dat het ROC Amsterdam 300.000 folders heeft verspreid om leerlingen van Amarantis te werven? Is zij het met mij eens dat het doel moet zijn dat alle leerlingen les blijven krijgen en dat dit niet per definitie bij Amarantis hoeft te zijn? Ik wil graag dat de minister de indruk wegneemt dat Amarantis koste wat het kost gered moet worden, terwijl dat volgens ons slechts een middel zou kunnen zijn tot het doel dat leerlingen les blijven krijgen.

De minister legde eerst 10 mln. op tafel. Dat is nu 18 mln. geworden. Ik wil vandaag de harde garantie van de minister dat het bij dat bedrag blijft. Insiders melden mij dat het overeind houden van Amarantis met 18 mln. niet lukt en dat er grotere bedragen op tafel moeten komen. Er is anderhalve week geleden een reddingsplan, om onduidelijke redenen “businesscase” geheten, gepresenteerd aan het departement. Dat gaat uit van het overeind houden van Amarantis, maar ook van gelijkblijvende aantallen leerlingen. De ontslagvergoedingen zitten er ook niet in.

Er is een reële kans dat het op die manier niet gaat lukken. Kan de Kamer dat plan ontvangen? De VVD-fractie wil per se niet dat er belastinggeld wordt vermorst.

Ik wil weten of het juist is dat onderwijswethouder Asscher en de voorzitter van de MBO Raad Van Zijl klaarzaten om met de interim-voorzitter van het bestuur van Amarantis te overleggen over een regionale oplossing voor de regio Amsterdam en dat deze interim-bestuurder niet kwam opdagen omdat hij met een politieke campagne bezig was. Ik heb mij laten vertellen dat dit buitengewoon veel kwaad bloed heeft gezet.

Ik vraag de minister vooral en met klem om ons toe te zeggen dat zij vanaf nu de regie neemt. Op de manier waarop het nu gaat, dreigt het namelijk in elk geval in Amsterdam niet te lukken. Als het daar niet lukt, lukt het voor heel Amarantis niet, zo is onze voorlopige inschatting. Ik krijg graag antwoorden op deze vragen.

Lees meer

VVD: Juist nu doorgaan met strengere eisen taal en rekenen

De vandaag gepresenteerde resultaten van de proefprojecten met de rekentoets in het voortgezet onderwijs en de examens taal en rekenen in het middelbaar beroepsonderwijs zijn volgens VVD-onderwijswoordvoerder Ton Elias “zorgwekkend”. Ze tonen aan dat er nog een grote verbeterslag in het onderwijs noodzakelijk is. Te veel leerlingen, soms meer dan de helft, haalden een onvoldoende voor taal en rekenen als gevolg van de door de Tweede Kamer aangescherpte eisen aan taal- en rekenonderwijs.

Elias vindt: “Juist nu moeten we door de branding. De resultaten zijn een duidelijk signaal. We willen er een tandje bij in het onderwijs en de ambitie moet er zijn om beter te presteren. Van het vmbo tot en met het gymnasium.”

De VVD pleit al jaren voor aanscherping van de eisen en meer aandacht voor Nederlands, Engels en wiskunde in het onderwijs. “Dat dit eventueel tot tegenstand zou leiden, omdat er meer leerlingen blijven zitten, was te verwachten”, aldus Elias, die voorts meent: “Scherpe keuzes moeten echter gemaakt worden om de concurrentie met China en India aan te blijven kunnen. Als we beleid en lastige keuzes maken en vervolgens blijkt de samenleving die keuzes als onprettig te ervaren, dan moeten we in de spiegel kijken en vasthouden aan wat we twee jaar geleden al vonden. Politici die gaan zwabberen zijn geen knip voor de neus waard.”

Lees meer

Spreektekst Ton Elias plenair debat onderwijshuisvesting en Arcus College d.d. 31-05-2012, zoals uitgesproken. NB bijgevoegde een tijdens het debat ingediende motie

Voorzitter. Ik begrijp dat de SP zich tegenwoordig bezighoudt met kabinetsvorming, interessant!

Het debat met de minister van Onderwijs betreft de besteding van zo’n 60 mln. aan een nieuw schoolgebouw door het Arcus College te Heerlen. Wij zijn altijd terughoudend als het over individuele gevallen gaat, maar vinden de uitzondering gepast als er wellicht een patroon onder zit. Daarover heb ik wel een paar vragen aan de minister.

Naar aanleiding van het programma Slag om Nederland van 23 januari werd duidelijk dat het Arcus College in Heerlen tot voor kort de rijkste roc-instelling in Nederland was met zo’n 60 mln. op de bank, althans volgens de gegevens die de minister verstrekt. Het programma maakte gewag van nog hogere bedragen. Hoe zit dat? Dit bedrag had het gespaard om grootschalige nieuwbouw te plegen. In de uitzending werden duidelijke vraagtekens gezet bij de noodzaak tot die nieuwbouw en de door het oppotten van geld veroorzaakte gebrekkige onderwijskwaliteit, zoals wordt beweerd. Onder meer Hans Duivestijn, oud-docent bij Arcus, geeft in het programma aan dat de school weliswaar de rijkste van Nederland was maar dat er niet werd geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs. Graag een reactie van de minister op de vraag hoe zoiets dan kan, want er is toch — wij hebben het er hier eerder over gehad maar ik vraag het nog even expliciet — een raad van toezicht? Er is toch de inspectie?

De minister zei tijdens het vragenuur op 24 januari dat het onderwijs bij het Arcuscollege “door de bank genomen” op orde is. Wat is dat, “door de bank genomen”? Het kan dus beter?

Voorts stelt die oud-docent in dat programma dat er weliswaar toezicht door de Inspectie van het Onderwijs is op te veel spaartegoeden maar dat er geen toezicht is op het bezit van vastgoed. Kan de minister toelichten of dat zo is en zo ja, waarom er dan eventueel geen of onvoldoende toezicht wordt gehouden op het vastgoedbezit van instellingen?

De VVD heeft het verzoek van de Partij van de Arbeid voor dit onderzoek gesteund, omdat duidelijk moet worden of er in dit geval sprake is van wanbestuur en zo ja, hoe dit dan wordt aangepakt. Ik benadruk nogmaals dat de VVD wil dat schoolbesturen hun financiële zaken op orde hebben. Helaas hebben sommige scholen dat niet. Dat is vaak het gevolg van een incompetente of zichzelf overschattende leiding. Dat moet echt veranderen. Zoals ik al meerdere keren in debatten en in de media heb aangegeven, vind ik dat er veel in het onderwijs valt te verbeteren, zonder dat er telkens een nieuwe zak met geld hoeft te worden neergezet. Maar dan dient het geld wel besteed te worden aan het onderwijs. Daarbij moet er één hoofddoel zijn: leerlingen goed onderwijs geven. Daarom heb ik vorig jaar oktober een motie ingediend — ik doe dat niet zo vaak — waarin ik het verzoek heb gedaan om financieel incompetente onderwijsbestuurders bij te scholen en, indien dit niet helpt, te vervangen. Helaas steunde een meerderheid van de Tweede Kamer deze motie niet. Ik kijk nu de heer Çelik aan en zeg hem dat hij deze motie wel had moeten steunen, als hij dit probleem tenminste zo belangrijk vindt. Ik zal straks een nieuwe poging wagen, omdat ik hoop dat de rest van de Kamer de tijd daarvoor inmiddels wel rijp acht.

Zoals ik vorige week in het algemeen overleg over Amarantis Onderwijsgroep al zei, laat de VVD er geen traan om als organisaties zinken. Ik wil wel dat het onderwijs aan leerlingen gewaarborgd is, maar ik wil niet kost wat kost, op kosten van de samenleving, grote organisaties overeind houden. Er moet wat gedaan worden tegen de volstrekte nonchalance waarmee financiële ontsporingen gelaten worden vastgesteld.

De heer Çelik en ik waren bij dezelfde bijeenkomst met toezichthouders. Wij zijn ons lam geschrokken van de inertie die daar in de zaal aanwezig was. De heer Van Dijk was daar ook bij. Wij hebben daar met z’n drieën vastgesteld dat het veel te langzaam ging en men niet serieus genoeg was in het houden van toezicht. Dat moet anders.

Ik wil nog één belangrijke nuancering maken. Ik vind het verkeerd als het idee ontstaat dat grote scholen die mooi architectonisch worden vormgegeven, per definitie verkeerd zouden zijn. Het is niet goed als wij alleen maar heel goedkope blokkendozen in Nederland neerzetten. Wij moeten echt niet doorschieten en doen alsof het allemaal op een koopje moet. Een schoolgebouw, een regionaal onderwijscentrum waar verschillende functies in zitten, mag best mooi vormgegeven zijn, maar wij moeten niet doorslaan, niet naar de ene en niet naar de andere kant.

Motie ingediend tijdens het debat

De Kamer gehoord de beraadslaging,

overwegende,

dat scholen en schoolbesturen met de zogeheten ‘lumpsum financiering’ sinds  respectievelijk 1991 (middelbaar beroepsonderwijs), 1995 (voortgezet onderwijs) en 2006 (primair onderwijs) een grotere eigen verantwoordelijkheid hebben voor de financiële inrichting rond het onderwijsproces;

dat daarbij van schoolbesturen en raden van toezicht goed financieel management en financiële deskundigheid verwacht mag worden;

constaterende,

dat te veel schoolbesturen hun financiële zaken niet of onvoldoende op orde hebben (ondermeer blijkend uit het rapport ‘Lumpsum PO in de praktijk’);

dat uit de vijfjaarlijkse evaluatie van de lumpsumbekostiging in het voortgezet onderwijs door het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven blijkt dat bijna de helft van de schoolbesturen de middelen voor materiële bekostiging ondoelmatig inzet;

verzoekt de regering om de Kamer voor 1 januari 2013 te informeren over de concrete resultaten van de met werkgevers in het primair-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs gemaakte afspraken die beweerdelijk leiden tot concrete ondersteuning voor schoolleiders en/of besturen die hun financiële taken onvoldoende aankunnen;

verzoekt de regering voorts om met deze werkgevers en raden van toezicht nader in overleg te treden om, waar het hier immers het beheer van publieke middelen betreft, financieel incompetente schoolleiders c.q. onderwijsbestuurders in een uiterst geval wanneer bedoelde ondersteuning niet tot verbetering leidt, te laten vervangen en de Kamer per onderwijssector voor 1 januari 2013 te informeren over de resultaten van zulk overleg;

en gaat over tot de orde van de dag.

Elias

Lees meer

VVD roept leraren op problemen serieus te nemen

Het vandaag gerepresenteerde jaarverslag van de Onderwijsinspectie schetst een zorgwekkend beeld van de staat van het Nederlandse onderwijs. Eén op de zeven leraren in het basisonderwijs heeft onvoldoende basisvaardigheden. In het voortgezet onderwijs is dat één op de vijf, op de HAVO zelfs één op de vier.

VVD onderwijswoordvoerder Ton Elias: “Ik ben helaas niet verrast door de inhoud van dit onderzoek. Al eerder concludeerde de inspectie dat te veel leraren niet efficiënt lesgeven. We weten dus al langer dat fundamentele verbeteringen nodig zijn in het onderwijs. Dat is een boodschap die de VVD al geruime tijd uitdraagt. Ik hoop oprecht dat men in scholen dit probleem van een gebrek aan basisvaardigheden wil onderkennen en oplossen.”

Wat de VVD betreft zijn de problemen nu helder en liggen de oplossingen voorhanden. Elias: “Buiten kijf staat dat er een heleboel goede leraren en scholen zijn, dat schrijft de Onderwijsinspectie namelijk óók. Leraren en scholen zouden dan ook van elkaar moeten willen leren. Daarnaast moeten de lerarenopleidingen en PABO’s betere kwaliteit afleveren. Daar stelt dit kabinet niet voor niets geld voor beschikbaar. Laten we niet meer wegkijken van dit probleem maar het oplossen.”

Elias is daarom “geschrokken” van de eerste reactie van AOB-voorzitter Dresscher die de conclusies naar de prullenbak verwees: “als men een constructieve dialoog in het onderwijs wil, moeten reële problemen natuurlijk niet op de automatische piloot terzijde worden geschoven.”

Lees meer

Spreektekst Ton Elias AO Ouderbetrokkenheid d.d. 11-04-2012

MdV, n.a.v. ondermeer het Onderwijsraadadvies ‘Ouders als partners’ d.d. 17-02-2010 heeft de Minister aangekondigd te willen investeren in de samenwerking tussen school en ouders. Ouders spelen een belangrijke rol in de opvoeding, maar voor velen van hen is het volgens de Minister lastig om werk, gezinsleven en andere activiteiten te combineren. Ouders dragen volgens haar echter verantwoordelijkheid voor het onderwijs van hun kinderen vanaf de keuze voor een bepaalde school.

Om die reden wil de Minister een appèl doen op ouders om meer aandacht te schenken aan de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. Volgens haar hebben ouders een belangrijke rol bij de taalontwikkeling (voor- en vroegschoolse educatie), het verbeteren van onderwijsprestaties van hun kinderen, het voorkomen van schooluitval en verzuim en de ‘vitaliteit van de schoolgemeenschap’ (ouders moeten een rol spelen in de waardengemeenschap van de school).

De Minister wil –zoals zij zelf aangeeft– een voortrekkersrol spelen in het maatschappelijke debat over ouderbetrokkenheid, die zich volgens haar voornamelijk op een mentaliteitsverandering richt en geen extra geld of regels vergt. Heel mooi zou ik zeggen, MdV, dit sluit namelijk perfect aan bij wat ik regelmatig nadrukkelijk zeg over het onderwijs!

De Minister wil zoveel mogelijk maatschappelijke organisaties aanzetten tot het verbeteren van contacten tussen ouders en scholen. De Minister benadrukt de rol die ouders kunnen spelen in het herstellen van het gezag van de leraar door scholen expliciet aandacht te laten besteden aan normen en waarden en het gezag van de leraar in school-ouderovereenkomsten.

Om haar appèl op ouders en scholen kracht bij te zetten maakt de Minister een toer door het land om in debat te gaan met alle betrokkenen bij school en opvoeding en organiseert zij eind 2012 een conferentie inzake ouderbetrokkenheid.

Tijdens de behandeling van de begroting 2012 zei ik al dat ouders meer hun pedagogische verantwoordelijkheden moeten nemen. Het onderwijs moet geen oplossing bieden voor alle op zich respectabele maatschappelijke deelproblemen (obesitas, burgerschapskunde, verkeersonderwijs, afvalstoffenbeleid, mensenrechten). Wanneer ouders die taak op zich nemen komen scholen meer toe aan hun werkelijke onderwijstaak: meer aandacht voor taal en rekenen en kinderen klaarstomen voor een baan.

De hoofdgedachte achter de acties en de wensen van de Minister ondersteunt de VVD. Maar in haar presentatie heeft ze er, nogal onverstandig, een veel te zware CDA-saus overheen gegoten. Als door die acties en wensen ook maar ergens de indruk zou ontstaan dat moeders nu zouden moeten stoppen met werken om thuis klaar te zitten om hun kinderen te overhoren en de huiswerkbegeleiding te doen, dan neemt de VVD daar krachtig afstand van. We gaan niet terug naar de jaren vijftig – en ieder gezin moet z’n zaakjes regelen op de manier, die men als ouders zelf het meest verkieslijk acht. Maar wanneer en voor zover ouders hun kinderen ongeïnteresseerd op school dumpen en verder amper betrokken zijn, is dat inderdaad iets waar pogingen om tot mentaliteitsverandering te komen, door ons kunnen worden ondersteund. Ouders moeten niet verplicht voor conciërge gaan spelen op school, maar meer inzet bij de begeleiding van schoolgaande kinderen kan beslist geen kwaad. En laat de partijpolitiek en het maatschappelijk middenveld daar alsjeblieft buiten, maar wijs op zowel de eigen verantwoordelijkheid van ouders als hun eigen keuze om daar invulling aan te geven.

Overigens zit er nog een andere kant aan de medaille waar ik óók aandacht voor wil vragen. In mijn directe kennissenkring wordt vaak een beroep gedaan op ouders als ‘pleinwacht’ tussen de middag. Een vrouw zou dan niet eens kunnen werken en vrouwen die zich aan dat roulatiesysteem onttrekken, worden met de nek aangekeken. Ouders sturen soms zelfs de werkster. Het betreft 20 minuten tussen de middag; leraren zijn dan niet op het schoolplein zijn en ouders wel. Dit is nu niet echt iets dat in de zorgplicht van ouders past, naar mijn idee.

Tot slot een vraag aan de Minister, waarop baseert de Minister zich in haar stelling dat ouders naar haar smaak onvoldoende betrokken zijn bij het onderwijs van hun kinderen. Uit een zogeheten ‘monitor’ ouderbetrokkenheid in het primair- en voortgezet onderwijs van Ecorys (2009) blijkt dat scholen vinden dat ouders geen tijd hebben om voldoende betrokken te zijn. Uit de monitor blijkt dat 89% van de scholen in het basisonderwijs en 75% van de scholen in het voortgezet onderwijs dit vindt. Maar waaruit blijkt dat ouders dit vinden?

Lees meer

Spreektekst Ton Elias AO MBO d.d. 11-04-2012

Allereerst wil ik de Minister graag een compliment maken. De VVD-fractie waardeert het zeer dat zij het verkiezingsprogramma van onze partij met zoveel verve uitdraagt. Dat minder studenten populaire beroepsopleidingen kunnen volgen die niet tot een baan leiden, is écht een VVD-punt, waar ook de VVD-staatssecretaris op Onderwijs én mijn fractievoorzitter sterk op hameren. Het kan niet genoeg benadrukt worden hoe goed en politiek verstandig het is, dat ook deze CDA-minister deze lijn, waartegen lang een breed verzet bestaan heeft, nu zo manhaftig omarmt en verdedigt. Dat de touwtjes in onderwijsland strakker in handen worden genomen door slechts een beperkt aantal licenties af te geven voor studies die weliswaar populair zijn bij scholieren, maar waar weinig uitzicht op een baan voor is, hulde!  Prettig, die erkenning voor jarenlang VVD-beleid, maar -veel belangrijker nog- goed voor het onderwijs, goed voor de arbeidsmarkt en goed voor leerlingen. Dat de minister de financiering van overbodige opleidingen dreigt te stoppen als mbo-scholen en bedrijven geen afspraken kunnen maken over het aantal noodzakelijke diploma’s per regio, is ook al heel verstandig. Dus wat de hoofdlijn betreft, kan ik niet anders dan uiterst tevreden zijn, omdat hier het VVD-gedachtengoed met kracht niet alleen wordt omarmd, maar zelfs beleden – op 2 april zelfs in een groot landelijk ochtendblad al binnen een paar uur nadat de Kamer de beleidsbrief had ontvangen.

Ik wil beginnen door met grote nadruk het punt van een doelmatig aanbod van opleidingen op regionaal niveau in het middelbaar beroepsonderwijs naar voren brengen – waar dit bestuurlijk al jaren bij elkaar op schoot zittende wereldje het fameuze begrip “macro-doelmatigheid” voor heeft bedacht. MBO-instellingen bepalen sinds een jaar of tien nu zelf het aanbod aan opleidingen. Enerzijds heeft dit geleid tot meer aanbod op regionaal niveau. Maar anderzijds groeit het aantal studenten niet meer en daalt het zelfs in meerdere regio’s.

Voorts worden er opleidingen aangeboden die weliswaar populair zijn, maar weinig kans op een baan bieden. En tenslotte wordt er op teveel scholen dicht bij elkaar hetzelfde aanbod verzorgd, terwijl de klassen half leeg zijn hetgeen zeer ondoelmatig is.

Deze onderwijssector lukt het onvoldoende om zelf een oplossing te vinden en daarom stelt de Minister van Onderwijs maatregelen voor. Zij wil de landelijke kwalificatiestructuur (deze wordt gebruikt om te beschrijven wat een leerling aan het einde van zijn MBO-opleiding moet weten, kennen en kunnen) voor het mbo beperken en aanpassen, de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt transparanter maken, betere afspraken tussen bedrijfsleven en onderwijs over het aanbod aan opleidingen realiseren, een zogenoemd escalatiemechanisme ontwikkelen als instellingen in samenwerking met bedrijfsleven niet tot afstemming over opleidingsaanbod komen, het aanbod van kleine, specialistische opleidingen centraliseren alsook het aanbod van populaire opleidingen met geringe arbeidskansen verminderen door die alleen nog na voorafgaande goedkeuring van de Minister te bekostigen (het zogenoemde ‘licentiesysteem’). Dat gaat overigens niet alleen over pretstudies, maar zeker voor een deel ook over opleidingen die wel degelijk arbeidsrelevantie hebben (bijvoorbeeld Grafische Lycea, CIPAB, Sint Lucas, Nimeto), maar waar een serieus probleem bestaat tussen vraag op de arbeidsmarkt en aanbod aan opleidingen.

Ik ben het eens met de richting van de Minister, maar het gaat te traag en te stroperig. Een aantal hoofdpunten:

1) Minder tra-la-la opleidingen zijn voor ons belangrijk, maar gebeurt dit met het voorstel van de Minister nou ook? Waar zitten de garanties dat krachtig wordt gewied in opleidingen waar je als student niks aan hebt? Het is prima dat de Minister gaat inventariseren welke opleidingen tot werkloosheid leiden, maar waar staat nou de harde verplichting dat dat aan studenten vooraf moet worden meegedeeld? En waar staat dat moet worden verteld wat ze gaan verdienen? Wellicht kan hier worden aangesloten bij de studiebijsluiter die nu ontwikkeld wordt in het HBO?

De aangekondigde acties om te komen tot doelmatigheid zijn lang niet scherp genoeg. De Stichting Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (=samenwerking bedrijfsleven en beroepsonderwijs die fungeert als officieel adviesorgaan Ministerie van Onderwijs) beweert dat gewerkt wordt aan meer doelmatigheid, maar ik ontwaar in hun voorstellen vooral procedures. Is het nou wel of niet de expliciete bedoeling dat wanneer twee opleidingen op drie kilometer afstand hetzelfde aanbieden, doch allebei met halflege lokalen zitten, er simpelweg gewoon één ook werkelijk gesloten wordt? Als we die garantie niet krijgen, dan overweeg ik om namens de VVD-fractie serieus voor te stellen om te stoppen met die hele route via SBB en een van bovenaf opgelegde taakverdeling- en concentratieoperatie op te leggen, met alle nadelen van dien, maar wij moeten ons niet kunnen en willen veroorloven dat er zoveel onderwijseuro’s worden vermorst aan ondoelmatigheid, louter omdat koninkrijkjes in het onderwijs op kosten van de belastingbetaler in stand worden gehouden.

Ik ben werkelijk zeer geschrokken van de bijna nonchalante manier waarop de SBB denkt er nog een jaartje of twee aan te kunnen vastplakken om dit dringend noodzakelijke proces van stroomlijning vorm te kunnen geven.

2) We hebben nu een vol jaar geleden tijdens het vorige richtinggevende AO over het MBO een aantal dingen zeer duidelijk naar voren gebracht, die een jaar na dato nog altijd niet gerealiseerd zijn: betere herkenbaarheid van het MBO (daarover straks meer), betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, het inkorten van de MBO-opleidingen, zaken financieel op orde (ik ga vandaag bewust niet in op -grote-  incidenten, maar wil een structurele aanpak bepleiten), meer aandacht voor zij-instromers en tot slot een duidelijke omkadering van onderwijsuren en de eisen die we daar aan stellen.

Wat die herkenbaarheid betreft pleitte ik voor wat ik ‘gevelduidelijkheid’ noemde. Er is namelijk al veel gewonnen als een school “Middelbaar vakonderwijs toerisme” heet in plaats van “ROC A12 Leisure & Hospitality”.De MBO-Raad (vertegenwoordiger van de werkgevers in het MBO) en de SBB zeiden vorig jaar grif toe dat ze dit punt over gevelduidelijkheid zouden oppikken. Er kwamen onmiddellijk toezeggingen om dit aan te pakken van de gewiekste MBO-voorzitter (en oud PvdA-Kamerlid) Jan van Zijl, maar sedertdien is er een jaar lang vrijwel niks gebeurd. Vindt de Minister dit punt nu wel of niet belangrijk? En wil ze nu wél of niet dat we dit aanpakken? In maart 1987 kapseisde de Herald of Free Enterprise vlak na vertrek uit Zeebrugge. Het schip was eigendom van rederij Townsend Thoresen; deze naam werd een week na de ramp afgeschaft. Ander voorbeeld: het alcoholvrije biermerk Buckler verdween nadat Youp van ’t Hek het kapotmaakte in een conference. Als een merk niet werkt, verdwijnt het. Waarom bestaan er dan nog ROC’s? Ik heb niks tegen professionele samenwerkingsverbanden tussen scholen aan de achterkant (zolang dat althans niet tot megalomanie leidt), maar de scholen zelf moeten (aan de voorkant) herkenbaar zijn. Waarom hecht ik daar zo sterk aan? Er moet (daar heb ik geen nieuw onderzoek voor nodig) iets mis zijn met de beleving onder (aspirant-)leerlingen van het MBO. Ga maar na: wie een vak leert, vindt in deze tijd sneller een (ook nog vaak beter betalende) baan dan wie de HAVO doet en een administratieve functie zoekt. Toch loopt het MBO leeg. Tenminste voor een deel komt dat omdat die scholen hun kernfunctie niet goed en niet duidelijk aan de man brengen – en dat begint met simpeler te communiceren wat je er nou wel en niet leert én wat je daar voor je latere vak aan hebt, zowel wat werkgelegenheidsperspectief als inkomen betreft. Waarom niet vanaf vandaag begonnen met louter nog te spreken van MBO-scholen en het ROC als mislukt merk te begraven.

3). Op sommige plekken is het bedrijfsleven dermate ontevreden over de kwaliteit van ROC’s, dat ze de opleidingen zelf maar gaan verzorgen. Een werkbezoek in Heerhugowaard was uiterst illustratief: daar is een campus neergezet op kosten van het bedrijfsleven, waar leerlingen zeer gericht een vak gedoceerd krijgen. Hun diploma halen ze dan uiteindelijk in het ROC een halve kilometer verderop, waar ze, aldus de directeur van de campus, “meer in vastgoed dan in onderwijs geïnteresseerd zijn”. Dat ROC kun je dus net zo goed opheffen – en de serieuze vraag is dan ook waarom dat niet gebeurt. Of tenminste dat deel dat het aanbod niet op orde heeft, de bouw in dit geval. Ronduit schokkend was de reactie hierop van de MBO-raad toen ik deze tijdens een recente werkconferentie vroeg: ‘het bedrijfsleven zal altijd wel ontevreden zijn; dat is van alle tijden”.

4) Ik wil ook helderheid over kwalificatiedossiers. Het duurt nu negen jaar voor deze vanuit de sector zelf zouden zijn ingedikt. Als het op 1 januari 2013 nu nog niet geregeld is, heeft de VVD geen geloof meer in de gezamenlijke aanpak door het onderwijsveld en het georganiseerde bedrijfsleven – en dan zal het me plat gezegd een zorg zijn wie de vertragende factor is in dat proces. Als men er dan nog niet uit is, dan moet de Minister de knoop maar doorhakken op basis van een advies van het programmamanagement; want dat kan er binnen twee maanden liggen. Graag reactie of de minister daartoe bereid is, want dit is voor mijn fractie werkelijk een hard punt.

Lees meer

Hoe vind je een baan in de politiek?

Van: Stefan Slikker

Geachte heer Elias,

Mijn naam is Stefan Slikker en ik ben 15 jaar oud. Ik zit in het eindexamen van het VMBO-TL en ik ga na mijn examens de HAVO doen. Later zou ik graag de politiek in willen, ik volg de politiek daarom ook op de voet en heb mijn sectorwerkstuk ook over de politiek gemaakt. ik hoop dat u mij kan vertellen wat de beste keus voor een vervolgopleiding is als ik later de politiek in wil en misschien kunt u mij wat tips geven.

Met vriendelijke groet,

Stefan Slikker

 

Van: Elias T.M.Ch.

Dag Stefan,

Hier mijn, vooral heel praktische (!) tips:

1. Goed kranten lezen;

2. Actief worden bij een politieke partij (of jongeren-afdeling van politieke partij);

3. Begin eens met het lezen van het VVD-verkiezingsprogramma, staat op de algemene VVD-site en is in gewoon Nederlands geschreven (niet in overdreven ingewikkelde politieke geheimtaal!);

4. Met vrijwel elke studie kun je een stage lopen bij een politieke partij of medewerker worden;

5. In z’n algemeenheid geldt: hard werken, niet zeuren als er moet worden overgewerkt, op tijd komen, verzorgde kleding aan, inzet tonen en een eigen mening hebben. Als je dat allemaal serieus doet/aanpakt, heb je al van meer dan de helft van je generatiegenoten gewonnen!

6. Oh ja: en maak geen stomme spelfouten (met ‘d’ en ’t’-verwisseling bijvoorbeeld).

Succes,

Ton Elias

PS Mag ik je mailtje en mijn antwoord op mijn persoonlijke site zetten?

 

Van: Stefan Slikker

Geachte heer Elias,

Wat vind ik het leuk dat u mij een e-mailtje terugstuurt. Met tip 1,2,3 en 6 ga ik daarom ook zeker iets doen. Ik merk dat ik de meeste punten van tip 5 al heb en daar ben ik erg gelukkig mee. Ik heb alleen nog een vraag voor u, ik heb wel eens op de site van de JOVD gekeken maar ik kan nergens vinden of er een minimale leeftijd zit om je voor het JOVD in te schrijven. ik zou dit daarom graag weten, omdat ik wel geïnteresseerd ben in een lidmaatschap van het JOVD.

Met vriendelijke groet,

Stefan Slikker

PS Uiteraard kunt u mijn e-mail gebruiken op uw persoonlijke site, heel leuk zelfs. Ik ben erg benieuwd naar eventuele reacties.

Lees meer