Ton Elias's Posts

‘Leraren ageren tegen schijnprobleem’, Volkskrant d.d. 08-03-2012

Gisteren sprak ik iemand die al twintig jaar betrokken is bij onderwijsdebatten. Hij zei dat hij nog nooit had meegemaakt dat de kloof tussen de feiten van de wet en de beelden van de verontwaardigden zo groot was als nu. Het commentaar in deze krant van gisteren over passend onderwijs spreekt wat dat betreft boekdelen. Dat ging uit van de stelling dat je kinderen die speciale hulp nodig hebben om in een gewone klas te kunnen blijven functioneren, niet in de kou mag laten staan. Een volle Arena is dat met de commentaarschrijver eens. En ik natuurlijk ook – dat wil zeggen: als het waar zou zijn. Maar het klopt eenvoudigweg niet. De feiten zijn dat er voor kinderen die hetzij in het speciaal onderwijs terecht komen dan wel extra hulp in het reguliere onderwijs behoeven, bijna 2 miljard euro beschikbaar blijft. Evenveel als we hier in 2005 voor uitgaven. Uitgangspunt voor de VVD was, is en blijft dat kinderen die echt zorg nodig hebben, die ook moeten blijven ontvangen. Dat is de kern van de nieuwe wet passend onderwijs. We stoppen alleen met het rugzaksysteem, dat een perverse prikkel op indicaties zet, want de school kreeg geld voor ieder kind met een ‘vlekje’. Zo zijn we aan de rare cijfers gekomen dat er met één op de vijf leerlingen in het voortgezet onderwijs en met één op de tien kinderen in het basisonderwijs ‘iets’ is. Dat systeem moest dus anders. Ouders schrijven een kind onder de nieuwe wet in bij een school. Die heeft zorgplicht en moet het kind plaatsen. Dat betekent al dat er meer leerlingen in die gewone school terecht zullen komen. Kinderen voor wie het reguliere onderwijs niet geschikt is, worden doorgeplaatst naar die school van het speciaal onderwijs die voor hen het geschikst is. Alle scholen werken daartoe in een regionaal verband samen in, het woord zegt het al, een samenwerkingsverband. En nu komt het: heeft een kind extra zorg nodig om in een normale klas te kunnen blijven functioneren, dan blijft daar geld voor beschikbaar. Geld dat nu naar zogeheten ambulante begeleiders gaat, specialisten van buiten die kinderen van uiterst belangrijke ondersteuning voorzagen. Daarop wordt de helft gekort. Niet omdat die hulp niet nuttig of nodig zou zijn, maar omdat het verkeerd georganiseerd was. Immers: teveel kinderen met een indicatie betekent ook teveel van die extra hulp. Het kabinet investeert 150 miljoen om leraren beter te leren omgaan met verschillen tussen kinderen in de klas. Dan heeft een leerling dus minder snel extra hulp buiten de klas nodig. Veel leraren worden boos als je hardop zegt, wat de Onderwijsinspectie na onderzoek constateerde: de helft van de leraren kan niet goed omgaan met verschillen in de klas.

Er zal dus minder extra hulp nodig zijn, maar deze blijft wel degelijk beschikbaar: de samenwerkingsverbanden kunnen deze specialisten gewoon in dienst nemen of inhuren. Het zal wel efficiënter gebeuren, de betere specialisten zullen worden aangetrokken en degenen die het onhandig organiseerden, afspraken slecht nakwamen of matig werk leverden, zullen het loodje leggen. Daar is niks mis mee. Onderwijseuro’s dienen kwaliteit op te leveren en te renderen.

Maar juist hier lopen feiten en fictie volledig uit elkaar. Er wordt gesproken van kaalslag in het onderwijs en in de kou zetten van kinderen en wat al niet meer. Terwijl kinderen, die zorg nodig hebben, die gewoon kunnen blijven ontvangen. Alle 70.000 plaatsen in het speciaal onderwijs blijven beschikbaar en een efficiënter systeem van hulp voor kinderen, die dat nodig hebben om in de gewone klas te blijven, blijft overeind. Als er ergens wat fout dreigt te gaan, repareert juist ook de VVD-fractie dat: twee scholen voor kinderen met epilepsie dreigden –door verkeerde berekeningen van het onderwijsministerie- om te vallen en wij hebben mede gezorgd dat er extra financiering kwam. Want ik maak waar wat ik namens de VVD-fractie vanaf het allereerste optreden van dit kabinet bij de onderwijsbegroting heb gezegd: kinderen krijgen de zorg die ze verdienen. Dit alles is door vier politieke partijen ook naar voren gebracht tijdens het debat over passend onderwijs dat dinsdag begon. Ik begrijp oprecht niet waarom deze krant daaraan geen letter heeft gewijd.

Ton Elias

Lees meer

VVD: stel sheriff in tegen bureaucratie in passend onderwijs

In het debat over de bezuinigingen op het passend onderwijs, heeft de VVD vandaag aangetoond dat kinderen die echt zorg nodig hebben, deze zullen blijven ontvangen. Om dat te bereiken is wel van belang dat er in het passend onderwijs geen cent teveel gaat naar vergaderaars, naar coördinatiegebouwen, naar inefficiëntie en naar bureaucratie. Zoveel mogelijk van het beschikbare geld moet gaan naar de school en direct terechtkomen in de klas. Om bureaucratie terug te dringen en goede voorbeelden te verspreiden, stelde de VVD bij monde van onderwijswoordvoerder Ton Elias voor om tijdelijk een ‘anti-bureaucratiesheriff passend onderwijs’ aan te stellen. Elias: “We geven nu veel vrijheid aan scholen om op een verantwoorde manier te zorgen dat ieder kind op de goede plek in het onderwijs terecht komt. De regel zal zijn dat op veel plaatsen dit intelligent en efficiënt gebeurt. Maar ik wil er zeker van zijn dat uitzonderingen de kop worden ingedrukt. Er moet dus een waakhond zijn die als een soort sheriff door het onderwijsveld trekt en aan de bel trekt als het mis gaat. Iedere onderwijseuro moet maximaal renderen in de klas en alleen voor het hoogstnodige gebruikt worden voor de regelaars. Deze sheriff kan tijdig en effectief ingrijpen als nodig.”

Analoog aan de situatie in het middelbaar beroepsonderwijs zal de anti-bureaucratiesheriff passend onderwijs direct aan de Minister van onderwijs rapporteren en moet ook de Tweede Kamer op de hoogte kunnen zijn van zijn bevindingen.

Lees meer

Spreektekst Ton Elias Passend Onderwijs behandeling passend onderwijs d.d. 06-03-2012 (NB Louter het gesproken woord geldt)

 

Mevrouw de voorzitter,

Juist de VVD wil dat kinderen die echt zorg nodig hebben, deze ook krijgen en zullen blijven ontvangen. Er loopt een kaarsrechte lijn van mijn eerste interruptie bij de behandeling van de eerste onderwijsbegroting nog geen maand na de beëdiging van het kabinet-Rutte naar onze inbreng vandaag: kinderen die zorg behoeven, dienen deze te krijgen.

Juist de VVD wil dat, zorg voor kinderen die dat nodig hebben, wanneer we benadrukken dat er geen cent teveel naar gebouwen en vergaderaars en inefficiëntie en bureaucratie moet en dat zoveel mogelijk van het beschikbare geld naar de school en in de klas terecht dient te komen.

Wij geven in Nederland ook na de dringend noodzakelijke herziening van het stelsel van passend onderwijs, waarover ik uiteraard nog uitgebreid te spreken kom, nog steeds bijna twee miljard euro uit voor speciaal onderwijs en voor begeleiding van kinderen in het regulier onderwijs.

Met dat bedrag geven we daar straks net zoveel aan uit als in 2005. MdVoorz, daarmee is Nederland NIET een asociaal land, daarmee handhaven we alle 70.000 plaatsen voor kinderen in het speciaal onderwijs en daarmee handhaven wij een fatsoenlijk voorzieningenniveau.

In 2003 was de verwachting dat een kwart van de leerlingen in het speciaal onderwijs met een rugzak naar het regulier onderwijs zou gaan. Dat ging uit van een stabiel blijvend aantal indicaties. Er is echter in 7 jaar tijd een groei van 65% aan indicaties geweest, die geleid heeft tot een uitgavenstijging van structureel een half miljard euro, 500 miljoen euro. De geplande bezuiniging is mogelijk: ambtelijke heroverwegingen van het kabinet CDA/PvdA/ChristenUnie kabinet Balkenende-Bos lieten zien dat (wanneer het aantal zorgleerlingen zou worden teruggebracht tot het niveau van 2003) € 565 miljoen euro te besparen valt. Het Kabinet  nu gaat uit van een voorzichtiger scenario en boekt € 300 miljoen euro in, zoals gezegd het niveau van 2005.

Kijk, ik accepteer, mijn fractie accepteert, serieuze vragen over het vergroten van klassen in het speciaal onderwijs met 10 procent. Mijn fractie accepteert ook kritische noten over het verlies van een aantal arbeidsplaatsen van ambulante begeleiders (de mensen van buiten die kinderen in ons onderwijs met specialistische hulp bijstaan).

Bezuinigen wordt nooit en nergens met applaus ontvangen en doet altijd pijn. Dat realiseert ook mijn fractie warempel wel.

Maar wat ik niet accepteer, nu niet, straks niet en nooit niet, – wat de VVD niet accepteert is groteske stemmingmakerij.

Schooldirecteuren en leraren die ouders en kinderen voorspiegelen dat er, en ik citeer uit mails aan ouders, “ontoelaatbare kaalslag in het onderwijs plaatsvindt”. Leraren, tot aan bestuurders van onderwijsorganisaties toe, die tijdens de les en dus in hun klas aan leerlingen vertellen dat VVD en PVV het onderwijs “kapot maken” (ik citeer opnieuw) [t.w. AOb-bestuurder Kircz op 27-01-2012  in radioprogramma Goedemorgen Nederland].

Ouders, die wordt wijsgemaakt dat  hun kind geen hulp meer krijgt en die dat nog geloven ook, omdat de schoolleiding het immers zegt.

Het is onjuist, het is onheus – en het zou de collega’s hier in het parlement hebben gesierd als ze er afstand van genomen hadden, omdat ze de feiten kennen en weten dat het niet klopt. Omdat ze diep in hun hart ook donders goed weten dat politiek op die manier niet in de klas hoort. En omdat het slecht is om ouders, die geen tijd hebben om onze wetten te lezen, bang te maken.

En ik roep de andere partijen in dit debat, vandaag, óók op om alsnog afstand te nemen van de vele feitelijk onjuiste mededelingen vanuit de onderwijswereld en daarmee uw maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen tegen stemmingmakerij, tegen bangmakerij en tegen politiek in de klas.

En als u dat nalaat, dan houd ik u, ChristenUnie, D66, Groen Links, SP,  medeverantwoordelijk voor het gepolariseerde onderwijsklimaat van dit moment – omdat u liever het kabinet in problemen probeert te brengen dan zakelijk naar de reële problemen met passend onderwijs te kijken.

Want ik zeg u hier en ik zal het blijven zeggen: het is níet normaal dat één op de vijf leerlingen in ons voortgezet onderwijs inmiddels ‘iets’ heeft.

Het is niet normaal dat één op de tien leerlingen in het basisonderwijs ‘iets’ heeft.

Het is niet normaal dat in het reguliere onderwijs het aantal rugzakjes is gestegen met 28.000 in een periode van zeven jaar, zonder dat dat gepaard ging met een afname in het speciaal onderwijs, terwijl dat nou juist de doelstelling was.

Wie naar deze feiten kijkt en ze een tikje nuchter benoemt, krijgt veel boze mails. Maar ik krijg óók veel bijval. Laat ik eens één mail uit die laatste categorie citeren, het interessante is dat dit mailtje afkomstig is van een psycholoog uit de strafrechthoek. Hij schrijft me: “In mijn werk als forensisch psycholoog kom ik vaak ouders tegen die hun kinderen van een etiket hebben voorzien. Nu zijn vooral ADHD, ODD, PDD NOS erg populair. Er is soms sprake van misbruik van medische en psychologische diagnoses. Het wordt vaak gebracht als: ‘Hij heeft ADHD dus hij kan er niets aan doen dat hij druk en brutaal is’. De diagnose als excuus voor onaangepast en ongewenst gedrag. In plaats van kinderen te begrenzen (straffen indien nodig) en aan te spreken op gedrag, wordt er een diagnose gepresenteerd. Vaak is ongewenst gedrag echter het gevolg van een gebrek aan opvoeding. Geef de ouders een boete in plaats van kinderen een diagnose.” Einde citaat. Die boete – daar ben ik het niet mee eens, maar de rest is toch beslist iets om eens goed en serieus over na te denken.

Kort en goed: aan de rare perverse prikkel om kinderen te medicaliseren en steeds vaker specialistische hulp in te zetten voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben, aan dat soort rare dingen gaat dit wetsvoorstel iets veranderen en dat heeft onze vol-le-di-ge instemming, hoe hard er ook tegen geageerd wordt.

Want het is me natuurlijk niet ontgaan dat er vandaag wordt gestaakt. Daar debatteer ik stevig over met ouders, met docenten, in de media. Het uitgangspunt dat ik hanteer in die debatten is de verandering die dit kabinet wenst in het denken over, nou ja, over alles wat zich afspeelt in de samenleving eerlijk gezegd en hoe wij dat willen re-organiseren. Minder staat, meer eigen verantwoordelijkheid. Niet als ideologisch sausje over een bezuinigingsnoodzaak – nee, als welbewuste, ideologische keuze. Ik wil oprecht af van inefficiëntie, van bureaucratie, van financiële incompetentie en van verspilling van onderwijseuro’s. Dat is een politieke keuze waar ik namens de VVD nadrukkelijk voor sta.

In het onderwijs blijkt dat debat echter lastig te voeren, vooral ook omdat men er slecht gewend is aan zakelijke kritiek en zich érg rap respectloos behandeld voelt, ook wanneer die kritiek feitelijk en zakelijk is.

Toch loopt de VVD loopt voor dat debat niet weg, nooit. Ik ben gisteren bijvoorbeeld nog met het grootste plezier tegenover een bezorgde moeder, een lerares  en een schooldirecteur uit Meerkerk gaan zitten in TV-programma Schepper & Co.

Maar dan verwacht ik van mijn opponenten uit het onderwijsveld wel dat ze op basis van argumenten debatteren. Een onderwijsbestuurder en schooldirecteuren die neerbuigend over deze minister praten als een verpleegstertje dat te stom is voor het ministerschap – dat is onbehoorlijk en het is, ik gebruik dat woord voor het eerst in mijn leven in het openbaar omdat ik het namelijk maar al te vaak misbruikt acht, – dat soort uitlatingen is sexistisch en onaanvaardbaar. Ik heb niemand van de oppositie er afstand van horen nemen. Dat vind ik zwak, uitermate zwak en politiek opportunistisch.

Tot zover over het onderwijspolitieke klimaat rond deze wetgeving – nu over de wet zelve.

De Kamer heeft jarenlang gesproken met docenten, schoolleiders, bestuurders, ouders en vorige week nog met onderwijsjuristen. Die gesprekken gaan over  zorgen die leven rond een niet goed functionerend stelsel. En ze zijn in sterke mate ook inhoudelijk van aard. Als het over specifieke scholen gaat of over de positie van ouders.

En ook over de vraag waar de grenzen liggen. Niet alle zorg die je theoretisch kúnt geven, ben je als samenleving ook verplícht om te geven; ik heb leerkrachten gesproken die oprecht van mening waren dat een situatie van drie leerlingen per leerkracht in voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking toch echt beter zou zijn. Ik geloof het even oprecht van harte. Maar dat is voor iedereen evident voorbij de grens van wat van een samenleving verwacht mag worden. Maar waar ligt van die evidentie dan de grens?

Een aantal van dit soort vragen wil ik hier vandaag behandelen: op hoofdlijnen stemmen wij op inhoudelijke gronden in met het wetsvoorstel, maar enkele dilemma’s wil ik de Minister van Onderwijs wel indringend voorleggen.

Alvorens dat te doen twee korte opmerkingen, één over het advies van de Raad van State en één over de professionalisering van de leraar in relatie tot passend onderwijs.

Het onderwijs is het voorwerp van aanhoudende zorg van de overheid, zo luidt de overbekende zin uit de Grondwet. De Raad van State verwijst hiernaar en stelt dat het wetsvoorstel moet worden aangepast om aan deze taak te voldoen. Op een aantal belangrijke punten heeft de minister dat ook gedaan. Zo is opgenomen dat het ondersteuningsplan de criteria voor toelaatbaarheid moet bevatten en dat deskundigen het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid moeten adviseren. Ook is er het advies ten aanzien van voorzieningen voor de minister bij ernstige taakverwaarlozing overgenomen. Op andere punten is onduidelijkheid weggenomen in de toelichting. Passend Onderwijs betekent dat er voor iedere leerling een passende plek in het onderwijs moet zijn. De toegang tot het speciaal onderwijs en het speciaal voortgezet onderwijs blijft gewoon mogelijk als dat de beste kansen biedt voor de leerling. Het doel van Passend Onderwijs, namelijk geen leerling tussen wal en schip laten vallen, maakt dan ook dat de overheid voldoet aan de grondwettelijke taak.

Het nieuwe stelsel is volgens de Memorie van Toelichting gebaseerd op een vijftal uitgangspunten:

–         zekerheid voor leerling en ouders

–         mogelijkheid voor maatwerk

–         budgettaire beheersbaarheid

–         mate van uitvoerbaarheid en voorkomen van bureaucratie

–         eerlijke verdeling van middelen

Voor mijn fractie komt daar nog een tweetal uitgangspunten bij:

–         een halt toeroepen aan het medicaliseren van kinderen

–         meer deskundigheid in het reguliere onderwijs leidt tot minder behoefte aan speciaal onderwijs

Wat dit laatste betreft: dit kabinet investeert in de professionalisering van leraren. Dat deden we sowieso al, maar de leraar moet ook beter leren omgaan met verschillen in de klas. Een willekeurig voorbeeld: een leerling met Asperger die thuis duidelijke structuur krijgt, en in de klas soms niet aanspreekbaar is, omdat de docent niet weet dat het belangrijk is het kind recht aan te kijken en toe te spreken en zonder beeldspraak opdrachten te formuleren. De lerarenopleiding moet hier fors op inzetten. Kan de minister een beeld schetsen hoe snel dit zal gaan? Hoe komt de professionalisering er verder uit te zien?

Mevrouw de voorzitter, de zorg voor leerlingen die niet alleen onderwijs nodig hebben is een zware taak. Deze leerlingen vragen continu aandacht van zowel verzorgers als van de docenten. Het speciale onderwijs moet voor deze kinderen beschikbaar blijven en dat blijft het ook: het huidige aantal van 70.000 plaatsen wijzigt niet. Maar de financiële middelen worden vanaf de nieuwe periode zo verdeeld dat het samenwerkingsverband een prikkel kent om de ‘lichte’ zorgleerlingen in het reguliere onderwijs te houden. Ja, dat zal verandering betekenen. Ja, dat vraagt iets van de reguliere docenten. En ja, dat betekent ook dat we de zware zorg beschikbaar kunnen houden voor leerlingen die die zorg echt nodig hebben.

Laat ik nog eens heel huiselijk en duidelijk formuleren waarom wij voor dit wetsvoorstel zijn. Wij willen voorkomen dat kinderen op het speciaal onderwijs zitten, die eigenlijk in een gewone klas kunnen zitten, net zoals we niet willen dat een deel van de kinderen in de gewone klas eigenlijk speciaal onderwijs zou moeten volgen. Dat is de kern.

Met dit wetsvoorstel komt de belangrijke beweging op gang dat sommige kinderen die nu nog naar het speciaal onderwijs worden verwezen weer naar de ‘gewone’ school gaan en daar de specialistische hulp bij krijgen die nú nog ten onrechte voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben wordt ingezet.

Volgens de VVD is de ooit goedbedoelde regeling voor passend onderwijs uit de hand gelopen, want  -zoals ik het eerder formuleerde- de huidige regeling kent wel een gaspedaal, maar geen rem. Ook los van de bezuinigingen zou moeten worden ingegrepen vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van overheidsgeld. Onlangs bleek maar weer  -uit het SCP-rapport; we komen er in deze Kamer nog uitgebreid over te spreken-  dat meer geld naar het onderwijs niet aantoonbaar tot beter onderwijs heeft geleid.

Wat de VVD wil, is een uitruil: voor elke euro naar het onderwijs moet ook meetbaar een kwaliteitsstijging plaatsvinden. Zolang dat niet het geval is, moeten we de wijze van financiering in het onderwijs en de doelmatige besteding van de middelen in de scholen onder de loep nemen. In het kader van het Passend Onderwijs is daar genoeg over te zeggen: dat heeft de Kamer dan ook gedaan in een groot aantal debatten sinds 2005.

Scholen zijn gebaat bij het aanvragen van zo veel mogelijk ‘rugzakjes’. Ouders hebben lange tijd niets van die rugzakgelden gezien. Ook zijn feiten gemeld omtrent leerlingen die voor hun beperking via de rugzakgelden een laptop aanschaften, die vervolgens bij verhuizing ten onrechte in het bezit van de school bleef. Een aanzienlijk deel van de gelden vloeide in de algemene middelen van de school in plaats van aangewend te worden ten behoeve van de begeleiding van een zorgleerling. Het inzetten van rugzakgeld voor het behoud van de conciërge is een publiek geheim in onderwijsland. Wat mijn fractie betreft dienen scholen geld voor ondersteuning van kinderen te benutten om die kinderen vooruit te helpen en niet om gaten in hun begroting mee te dichten.

Wat ik wel wil weten is hoe we nu precies in het nieuwe stelsel voorkomen dat geld voor zorgleerlingen besteed wordt aan conciërges of nieuwe CV-ketels.  Kan de minister daar nog eens heel duidelijk een antwoord op formuleren?

Zonder rem is de leerlinggebonden financiering deels verworden tot een extra pot met geld. En zo zitten we nu dus met bijna 1 op de 10 kinderen in het basisonderwijs ‘iets’ heeft en dat datzelfde geldt voor bijna 1 op de 5 kinderen in het voortgezet onderwijs. Deze kinderen worden gestempeld en weggezet voor de rest van hun leven. Een traject dat begint bij het speciaal onderwijs leidt maar al te vaak tot uitstroom naar regelingen als de WAJONG. Huidige indicaties leiden tot óf wel óf geen ondersteuning, er is geen tussenvorm. Soms is gedeeltelijke ondersteuning beter. In het huidige systeem bestaat er geen flexibel budget.

Een stoornis kán verstorend werken in de ontwikkeling van leerlingen, maar een stoornis belemmert deze ontwikkeling niet per definitie. Dit wetsvoorstel probeert een halt toe te roepen aan de gewoonte om kinderen met een stoornis als autisme of ADHD apart te zetten. Die doelstelling is geheel in lijn met hoe de VVD het onderwijs ziet: als kans tot ontwikkeling, niet het beperken met een stempel of stigma

Mevrouw de voorzitter, ik kom nu eerst apart even te spreken over het lastige probleem rond de expertisebekostiging in relatie tot de eplilepsiescholen, dat naar mijn smaak geagendeerd en geadresseerd moet worden, waarbij ik verwijs naar eerdere discussies in deze Kamer. De scholen die wat in 2003 bedoeld was als tijdelijke bekostiging voor de opbouw van expertise ontvingen, lijken dat geld te moeten gebruiken om structureel te kunnen functioneren. Daarmee hanteren ze de facto een ander minimumniveau aan zorg dan het departement als standaard bij de normale bekostiging hanteert.

Daarover lijken we nu een ‘deal’ te maken, waar iedereen zich met wat inschikken wel in kan vinden: de afschaffing van de expertisebekostiging (zoals vorig jaar 31 januari aangekondigd) gaat niet door, ze mogen het oude bedrag houden minus 10%.

PvdA-collega Dijsselbloem heeft op dit punt een amendement ingediend, dat ik namens mijn fractie waarschijnlijk wel kan steunen en wellicht zelfs mee kan tekenen als in de formulering van de toelichting het open einde van de financiering kan worden dichtgeschroeid. Want niemand, zeker ook de VVD niet, wil natuurlijk dat die scholen zouden omvallen dan wel hun expertise niet meer zouden kunnen inzetten voor andere scholen met een epileptische leerling.

Dit vormt tevens de onderbouwing van mijn stelling dat de VVD een kaarsrechte lijn bewandelt door van stond af aan te zeggen: kinderen die werkelijk hulp behoeven, laten wij per se niet in de steek.

Maar dit legt wel een dieperliggend probleem bloot, naar mijn smaak, dat evenwel enige historische toelichting behoeft alvorens ik mijn punt kan maken.

Er is, zoals ik eerder al naar voren heb gebracht (op 16  februari en 29 juni vorig jaar om precies te zijn), het volgende gebeurd. In 2003 heeft PvdA-staatssecretaris Karin Adelmund de historisch gegroeide budgetten voor sommige scholen willen inperken. Dat leidde tot politieke weerstand, die destijds is afgekocht door de financiën in stand te houden en er het etiket expertisebekostiging op te plakken. De scholen die het betrof, de brief van de minister van 17 juni vorig jaar bevestigde dat, hebben dat geld vervolgens gebruikt voor een mix van expertise-uitbouw en zorg en onderwijs voor hun kinderen. De stelling van de minister in haar brief over passend onderwijs van 31 januari 2011 dat de expertise inmiddels nu wel is opgebouwd en dat dus de extra financiering voor specifiek deze expertise kon worden geschrapt, trof dus tenminste partieel die zorg en dat onderwijs. Het is zonder meer fout geweest dat het departement van OCW na de beslissingen van 2003 niet heeft geverifiëerd hoe het nu bij de scholen met expertisebekostiging wérkelijk liep, zoals het zacht gezegd niet chic van die scholen was dat ze het geld dat ze in naam kregen voor expertise, in de dagelijkse praktijk gebruikten voor het normale onderwijs- en zorgproces. Van dat soort dubbelzinnigheden in het onderwijs moeten we áf: we moeten klip en klaar weten waar financiering voor bedoeld is en hoe deze gebruikt wordt. Mijn vraag aan de minister is dus allereerst: is zij dat met mij  eens?

Maar de hele kwestie roept de al eerder door mij verwoorde vraag op: was is nou een reëel verantwoord sociaal minimum. Welke sleutel is reëel voor, in dit voorbeeld, de epilepsiescholen, maar die vraag geldt natuurlijk evenzeer de dovenscholen, Tyltylscholen – nóem maar op. We moeten, ik blijf dat vinden,  een zo objectief mogelijke maatstaf hebben of ontwikkelen om te bepalen hoeveel docenten en assistenten we per 10 kinderen per welke onderwijssoort nodig hebben. Anders slaan wij qua financiering een slag in de lucht – en beleid, ik zei het eerder en ik herhaal het vandaag, moet niet een slag in de lucht zijn. Wij moeten hier, als Kamer, gelden voteren op basis van criteria.

Ik vraag de Minister met klem in te gaan op dit vraagstuk en te schetsen hoe zij mét ons wil bewerkstelligen dat we beter en objectiever bepalen hoeveel onderwijskrachten we bij welk soort onderwijs minimaal nodig hebben.

Dan kom ik, mevrouw de voorzitter, nu toe aan het schetsen van enkele dillemma’s, zoals ik eerder reeds aankondigde.

Dilemma 1: ouders versus de school

Voor ouders is goede zorg voor hun kind zeer belangrijk. Hun overlegpartner, de school, heeft een eigen belang naast goede zorg. Soms echter is de situatie omgekeerd. Wat gebeurt er wanneer de school het kind ‘te druk’ acht en aanpassingen in zorg en ondersteuning wil, terwijl de ouders vinden dat het kind geen extra zorg nodig heeft? Op zo’n moment kunnen de ouders en de school  tegenover elkander komen te staan. In de constructie dat de school moet zorgen voor een passend aanbod, maar ouders dat de facto niet kunnen weigeren, kan dat gaan wringen. In de ‘Weer Samen naar School’-verbanden bestond een landelijke geschillencommissie waar, zoals ik in de nota naar aanleiding van het verslag lees, tussen 1998-2006 14 geschillen zijn aangemeld en sinds 2007 geen geschillen meer. Een landelijke regeling optuigen zoals een amendement van PvdA en D66 doet, geeft dus nogal wat gedoe, terwijl er in het verleden maar weinig beroep op werd gedaan. Ik hoor graag van de minister hoe zij dit ziet. De VVD vindt het belangrijk dat er een mogelijkheid is om op het gebied van de toelating van een leerling op zoek te gaan naar een manier om conflicten te vermijden en de (dure en zware) gang naar de rechter te voorkomen. Het middel moet echter niet zwaarder zijn dan de kwaal.

In dit verband moet mij nog wel iets van het hart. Tijdens het rondetafelgesprek met de juridische deskundigen dat de Kamer vorige week nog voerde, werd –door één van de sterk in de materie geverseerde gesprekspartners- de opmerking gemaakt dat rechters de deskundigheid niet in huis hebben als het gaat om zaken van (passend) onderwijs. Ik wil daar graag een reactie van de minister op. Herkent zij dit signaal? Wat betekent dat voor zowel de positie van ouders als van de school? Wat voor consequenties heeft dat voor de mogelijke gang naar de rechter?

Voor de VVD-fractie is het punt van de positie van de ouders bij conflicten met de school belangrijk. Het amendement van CDA-collega Ferrier lijkt voor ons op het eerste gezicht een goed begaanbare tussenweg en ik wacht om die reden met belangstelling de reactie van de Minister daarop af.

Mijn tweede dilemma betreft het thema vrijheid versus bureaucratie.

De kracht van Passend Onderwijs ligt bij de samenwerking van het regulier en het speciaal onderwijs. Door een samenwerkingsverband – bestaande uit het bevoegd gezag van alle scholen – de leiding te geven over de toelaatbaarheid van leerlingen en de verdeling van de middelen, wordt de financiële prikkel daar neergelegd. Over de criteria voor de toelaatbaarheid en verdeling beslissen zij zelf. Dat biedt vrijheid en ruimte voor maatwerk en eigen afwegingen. De VVD is daar voorstander van, maar dan dient de wet wel heldere kaders te bieden. Het wettelijk kader voor het ondersteuningsplan zou de VVD op die grond graag uitgebreid zien. Daarom heb ik een amendement ingediend om vast te leggen dat het samenwerkingsverband zelf een niveau van basiszorg moet vastleggen. Bepalen wát dat minimumniveau is, wil ‘ik’ (‘ik’ tussen aanhalingstekens) als wetgever niet doen, ik ben derhalve tegenstander van het amendement van de geachte afgevaardigde Klaver van Groen Links. Want juist de ruimte voor de samenwerkingsverbanden om dit zelf te bepalen is een cruciaal onderdeel van deze wet. Alleen, voor de scholen die onder het samenwerkingsverband vallen en voor de ouders is het van belang te weten wat er onder basiszorg verstaan wordt. Ik zou me zo kunnen voorstellen dat een samenwerkingsverband bijvoorbeeld kan vaststellen dat iedere school aandacht voor ADHD-kinderen en dyscalculie heeft in dat specifieke samenwerkingsverband. Of dat afgesproken wordt dat binnen een straal van 8 kilometer –fietsafstand- tenminste 1 school met basisniveau 8 voor dislexie, maar 0 voor ADHD en 1 school waar dat precies andersom ligt moet zijn. M.a.w. dat binnen zo’n samenwerkingsverband het instrument van benoemen van aangeboden minimumzorg ook wordt ingezet om een vorm van specialisatie mogelijk te maken. Het voordeel van een vastgesteld en richting ouders te communiceren niveau van basiszorg en de mogelijkheid tot differentiatie is dat ouders weten, waarop ze bij elke school aanspraak kunnen maken.

Als het over vrijheid van handelen gaat nog een punt. Nu al krijg ik signalen van samenwerkingsverbanden waar het overleg voortvarend wordt opgepakt en die een goed voorbeeld vormen voor anderen. Tegelijkertijd hoor ik aanzwellende en nogal zorgelijke geluiden dat elders de samenwerking nauwelijks van de grond komt en het voornemen bestaat managers en regeltypes in aparte gebouwen te gaan zetten, allemaal met geld dat natuurlijk véél beter in die moeilijke zorgklassen kan worden besteed. Moeten we dan toch meer regelgeving optuigen om de slechte voorbeelden te voorkomen/herstellen, of bestaat er een mogelijkheid tot een slimme oplossing?

Analoog aan de situatie in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) wil ik het voorstel doen een –wat ik wil noemen– ‘anti-bureaucratiesheriff’ in het leven te roepen. In het MBO loopt zo iemand rond (het heet helaas ‘programmamanagement’, maar hij fungeert werkelijk als sheriff) die helpt om wetgeving uit te voeren. Alle instellingen zijn verplicht om aan hem te rapporteren (het is er ook echt maar één, die in 2015 zijn taak voltooid moet hebben); hij spreekt jaarlijks met ze en rapporteert rechtstreeks aan de minister. Er zijn dus geen eigen bevoegdheden, maar de snelle implementatie van wetgeving en het voorkomen van bureaucratie is wel z’n hoofddoelstelling.

We geven nu veel vrijheid aan de scholen om op een verantwoorde manier te zorgen dat ieder kind op de goeie plek in het onderwijs terecht komt. Op veel plaatsen zal dat intelligent en efficiënt gebeuren. Maar ik wil er zeker van zijn dat uitzonderingen, waar ze de irritante gewoonte volgen om te vergaderen of, nog erger, coördinatiegebouwen in het leven te roepen, de kop worden ingedrukt. Er moet dus een waakhond zijn die als een soort sheriff door dat hele veld trekt en aan de bel trekt bij het onderwijsministerie als het mis gaat, zodat er ingegrepen kan worden. Iedere onderwijseuro moet maximaal renderen in de klas en alleen voor het hoogstnodige gebruikt worden voor de regelaars. Ook de Tweede Kamer moet op de hoogte kunnen zijn van de bevindingen van deze anti-bureaucratie-sheriff.

Ik vind het belangrijk dat zo’n type er in het systeem van passend onderwijs nieuwe stijl ook komt; als het moet per motie, maar liever gewoon een toezegging van de Minister dat ze dit idee overneemt en de man of vrouw voor 1 juni aanneemt of aanwijst.

Voorzitter, ik kom aan mijn laatste punten.

Er zijn scholen, waar de zwaarte van de problemen bij de kinderen van dien aard is, dat je eigenlijk, als je eerlijk bent, moet vaststellen: dit is geen onderwijs meer, dit is zorg.

Voorzitter, er is een groep scholen, die niet alleen door dit wetsvoorstel met een nieuwe structuur te maken krijgt, maar ook nog eens met de decentralisatie van de AWBZ. Daarbij doel ik vooral op scholen met de Ernstig Meervoudig Gehandicapte leerlingen (EMG).

Nu zijn er scholen die louter deze leerlingengroep bedienen, maar ook scholen die behalve deze leerlingen nog andere leerlingen op school hebben. Daarom is het lastig, en dat begrijp ik, om deze scholen in een aparte structuur op te nemen. Dat neemt echter niet weg dat mijn fractie hier specifieke aandacht voor wil vragen: een school die deze kinderen verzorgt, en dat is wat ze doen, moet niet dagelijks een directeur in allerlei overleggen plaatsen om de bekostiging voor elkaar te krijgen. Het is evident dat kinderen met een IQ van soms 35 op deze scholen terecht moeten kunnen en dat daar bekostiging voor is. Daarom vraag ik om een standaardovereenkomst, bijvoorbeeld in het Referentiekader, om deze scholen te helpen zodat de afspraken alleen nog geformaliseerd hoeven te worden. Daarmee worden ze niet opgezadeld met nóg weer meer bureaucratische lasten. Dit stelsel Passend Onderwijs kan niet, al zou het dan ongewild zijn, beogen het déze scholen nog moeilijker te maken? Daar komt nog bij dat deze scholen straks ook met de herziening van de AWBZ te maken krijgen. Mijn collega Venrooy heeft tijdens de begrotingsbehandeling van VWS al gevraagd om een toezegging om deze problematiek nu eens op te lossen. Maar het antwoord “er is een gesprek gaande” is mijn fractie inmiddels werkelijk te mager, dus ik zal in tweede termijn een motie indienen ten behoeve van deze scholen, waar juist de leerlingen zitten die echte zorg nodig hebben. Ik zeg daar voor alle duidelijkheid nog even bij, en de minister weet dat ook van mij, dat ik altijd zeer terughoudend ben met het indienen van moties. Het ‘instrument motie’, en de Kamer is daarvoor zelf verantwoordelijk door die belachelijke brij aan moties die ze indient, wordt er bot en ineffectief van – en ik werk daar niet aan mee. Dus hiermee geef ik graag nog extra het signaal af dat ons dit hoog zit en dat we werkelijk willen dat er nu een werkbare en structurele oplossing voor dit probleem komt.

Mijn volgende punt betreft de zogeheten “verevening”. De gelden voor passend onderwijs via het rugzaksysteem zijn nu (de evaluatiecommissie passend onderwijs onder voorzitterschap van mevr. Lambrechts heeft daarop indringend gewezen) ongelijk verdeeld over de regio’s. Dat komt omdat er in stedelijke gebieden minder kinderen met een “vlekje” zijn. Daar is geen wetenschappelijke verklaring voor: volgens die commissie-Lambrechts zouden de gelden dan ook gelijkelijk verdeeld moeten. In de praktijk betekent het dat momenteel in de Randstad scholen te weinig geld krijgen ten opzichte van de regio. De in het wetsontwerp voorgenomen verevening moet dat rechttrekken/gelijktrekken. Dat heeft op zich onze instemming.

In het wetsvoorstel is evenwel opgenomen in welke stappen de vereveningsoperatie plaats zal vinden vanaf 2014/2015. Ik wil die verevening niet uit de wet halen, maar wel een pas op de plaats maken ten aanzien van de stappengrootte in dit proces. Dat kan in mijn ogen budgettair neutraal. De gelden moeten via een verevening in 2019/2020 gelijkelijk verdeeld zijn. Daat staat mijn fractie achter, want het dat elimineert een perverse financiële prikkel; immers geldt dan niet langer: hoe meer kinderen hoe meer geld. Waar evenwel in het wetsvoorstel reeds thans wordt voorgesteld welke de omvang van de stappen van deze verevening zullen zijn, stelt mijn fractie voor deze percentages (let wel nogmaals: nadrukkelijk niet de verevening zelve), uit de wet te halen, om die stappen pas vast te stellen als de huidige bezuiniging is neergedaald. Graag reactie van de minister. De nieuwe manier van verwijzen en toewijzen zal van scholen en samenwerkingsverbanden veel vragen. Dat is de reden van mijn laatste amendement over de verevening.

Mijn voorlaatste punt betreft de positie van de gemeente.

Voorzitter, de gemeenten  hebben via de VNG aangegeven dat zij een steviger verankering van hun positie in de wet willen. Hun rol is nog niet voldoende helder: ze moeten straks inzake jeugdzorg afstemmen met het onderwijs en komen vaak dezelfde kinderen tegen. Vanuit hun verantwoordelijkheid, willen ze dan ook hun rol verankerd zien richting de samenwerkingsverbanden.

Heeft de minister dit signaal ook opgevangen? Is zij voornemens in gesprek te gaan? Kan de minister aangeven wat zij van het gevraagde instemmingsrecht vindt?

De VVD zou er erg content mee zijn indien hieromtrent overeenstemming gevonden zou worden. Wil de minister de gemeenten tegemoet komen en zo ja, hoe? Ik ben in overleg met collega’s om hier eventueel een Kameruitspraak over te vragen.

Tenslotte een punt dat ik simpelweg niet begrijp. De Minister heeft medio december een principe-akkoord met de onderwijswereld gesloten over de invoering van passend onderwijs. Volgens dat principe-akkoord zou maar liefst 60 miljoen euro worden opgehoest om de personele maatregelen op te vangen en expertise te behouden. Ik heb daar een heleboel vragen over:

-waar komt dat geld vandaan? Uit de enveloppegelden en de afschaffing van de groeiregeling in het speciaal onderwijs, lees ik in het verslag van een schriftelijk overleg van 20 februari.

-Maar mety die infromatie heeft de Tweede Kamer toch nog niet geaccordeerd om het hiervoor uit te geven? Ik meen te weten dat het budgetrecht bij de Kamer ligt? Gebeurt dat vóór een eventueel akkoord getekend wordt? Het principe-akkoord voorziet immers in incidentele financiering van 30 miljoen euro in 2012, 20 miljoen in 2013 en 10 miljoen in 2014.

-Begrijp ik dus goed dat er nog géén handtekeningen zijn gezet? En begrijp ik uit de pers goed dat deze principe-afspraken zijn gemaakt met de Algemene Vereniging van Schoolleiders, de PO-Raad, de VO-raad, de AOC Raad, CNV Onderwijs en CMHF?

-Betekent dat dat géén van die organisaties betrokken zijn bij de staking van vandaag? Ik meen toch dat dat in ieder geval geldt voor CNV Onderwijs? Zijn er meer organisaties die zich nu verzetten?

En is het niet zo dat je niet van twee walletjes kan eten, namelijk niet én ja tegen een principe-akkoord zeggen en dan vervolgens gaan staken en enorm tekeergaan tegen de wet?

En als dat zo is én de handtekeningen zijn nog niet gezet, is dan niet de facto dat hele akkoord van tafel? En als dát zo is, is dan de conclusie gerechtvaardigd dat anno 2012 nog steeds de vakbond AOb de facto het overheidsbeleid beslissend beïnvloedt, zo niet bepaalt? En moet aan die uiterst ongezonde situatie nou niet eens voor eens en voor altijd een einde komen? Vakbonden mogen naar de mening van mijn fractie pogen de arbeidsvoorwaarden te beïnvloeden, maar ze gaan niet over democratische besluitvorming met betrekking tot de inrichting van het onderwijs in Nederland.

Graag antwoord van de minister op mijn vele vragen op dit punt én, dat vraag ik met grote nadruk, een reactie op mijn laatste stelling.

Daarmee, mevrouw de voorzitter, ben ik aan het einde gekomen van mijn inbreng in eerste termijn bij dit voor ons onderwijs zo belangrijke wetsvoorstel, waarvan ik hoop dat we het volgende week in deze Kamer kunnen aannemen, omdat het een wezenlijke verbetering zal betekenen ten opzichte van het huidige systeem, dat perfide uitwassen kent

Lees meer

Passend onderwijs en platte demagogische vakbondsnonsens 

Morgen stroomt de Amsterdam Arena vol met tienduizenden leraren die protesteren tegen de bezuinigingen op het passend onderwijs. Opgehitst door de vakbonden zijn de meesten van hen naar de Arena gelokt met het doembeeld dat dit Kabinet het passend onderwijs de nek om zou draaien en de belangen van kinderen met voeten zou treden.

Laat ik beginnen met de feiten, dat valt ook opponenten aan te bevelen.

De totale bezuiniging op het passend onderwijs bedraagt € 300 miljoen. Dat is een fors bedrag, maar na deze bezuiniging is er nog altijd € 1,9 miljard beschikbaar voor passend onderwijs en onderwijsondersteuning. De huidige 70.000 plaatsen in het speciaal onderwijs (voor kinderen die op een normale school onmopgelijk kunnen meekomen) blijven dan ook bestaan. De € 300 miljoen die wordt bezuinigd wordt voor bijna de helft gevonden door te snijden in bureaucratische rompslomp. Een kwart is afkomstig van snijden in de kosten van de speciale hulp voor kinderen op reguliere scholen, die ervoor zorgt dat ze op een normale school kunnen blijven (in vreeswekkend onderwijsjargon heet die hulp: de ambulante begeleiding). Door tenslotte de klassen in het speciaal onderwijs met 10% te vergroten, wordt het laatste kwart van de bezuiniging gerealiseerd.

Uitgangspunt is en blijft, zeker ook voor de VVD, dat kinderen die werkelijk zorg nodig hebben deze zullen blijven ontvangen. We gaan wél beter kijken welke kinderen daadwerkelijk gebruik moeten maken van speciale voorzieningen. Want de afgelopen jaren heeft daar een explosie plaatsgevonden. Er worden simpelweg teveel kinderen aangemerkt alsof er iets met hen aan de hand is. Voor hen is geld beschikbaar, dat een ‘rugzak’ is gaan heten: met dat geld trekken de ouders virtueel in de rondte en kunnen ze extra hulp voor hun kind laten inkopen. Dat systeem werkt niet, omdat het wel een gaspedaal, maar geen rem kent: een indicatie voor het kind, betekent immers geld voor de school. Scholen zijn graag behulpzaam en hier en daar financieren ze er de conciërge zelfs van, dat is een publiek geheim in onderwijsland.

Anno 2012 hebben we dan ook vier keer zoveel rugzakkinderen als in 2003. In het voortgezet onderwijs is inmiddels met één op de vijf kinderen iets zodanig ernstig mis, dat ze bijzondere begeleiding nodig hebben. Dat zijn bizarre cijfers. Het is belachelijk dat een lerarenteam van een 13/ 14-jarig kind vindt dat het maar beter Concerta of Ritalin kan slikken als het lastig is in de klas om de ouders vervolgens te bewegen naar een makkelijk voorschrijvende arts te gaan. Ik verzin het niet, dit gebeurt. Daarmee medicaliseren we onze kinderen én onze samenleving. Daar horen we principieel stelling tegen te nemen. Dat doet het kabinet dus ook, want het schaft dit uit de hand lopende rugzaksysteem af. Scholen krijgen een zorgplicht: een ouder meldt een kind aan en de school plaatst het daar (al dan niet met extra hulp) of verzorgt een plek op een speciale school. Ze opereren in regionaal georganiseerde samenwerkingsverbanden. Daarmee komt de belangrijke beweging op gang dat sommige kinderen die nu nog naar het speciaal onderwijs worden verwezen weer naar de ‘gewone’ school gaan en daar de specialistische hulp bij krijgen die nú nog ten onrechte voor kinderen die dat eigenlijk niet nodig hebben wordt ingezet.

Naast die principiële kant van de zaak, neemt de Tweede Kamer deze week ook concrete maatregelen die ertoe zullen leiden dat het hele staketsel beter gaat functioneren. Te vaak hoor ik verhalen van ouders over langs elkaar heen werkende adviseurs en over beroerde organisatie. Door rigoureus te snijden in de bureaucratische rompslomp, voorkomen we dat ouders van het kastje naar de muur worden gestuurd. We gaan het geld voor ambulante begeleiding (deskundigen die een kind op school tijdelijk ondersteunen) effectiever en transparanter inzetten. Dat is nodig, want nu hebben ouders vaak geen idee hoe het geld besteed wordt. Nogal eens worden ouders gestimuleerd om de duurste zorg aan te vragen in plaats van de best passende zorg. Die perverse prikkel halen we uit het systeem. Tenslotte investeert het kabinet in het lerarenbeleid en de lerarenopleiding om te zorgen dat leraren (beter) leren omgaan met verschillen in de klas. Meer deskundigheid in het reguliere onderwijs leidt tot minder behoefte aan speciaal onderwijs. Er zijn uiteraard ook veel buitengewoon nuttige en gekwalificeerde specialisten, die nu met dat rugzakgeld worden ingehuurd op school. Het is simpelweg onjuist en onwaar dat die nieuwe samenwerkingsverbanden hen niet opnieuw alsnog kunnen inhuren. Het zullen er wel minder zijn, het zullen alleen de beteren zijn en ze zullen het efficiënter moeten organiseren – niks mee mee voor wie bedenkt dat ze van belastinggeld betaald worden. En inderdaad: een aantal zal z’n baan verliezen, de belangrijkste reden voor de vakbond om nu zo’n keel op te zetten.

Dat kinderen de dupe worden van een betere inrichting van dit deel van het onderwijsgebouw, is dan ook simpelweg niet waar en dat er een ‘onverantwoorde kaalslag’ op til zou zijn is platte demagogische vakbondsnonsens.

Een land dat terugschakelt naar het uitgavenniveau dat ook in 2005 beschikbaar was voor de speciale begeleiding van kinderen die dat werkelijk nodig hebben, is niet ineens een asociaal land geworden.

Ton Elias, onderwijswoordvoerder VVD Tweede Kamer

Verschenen in bekorte versie in NRC, d.d. 05-03-2012

Lees meer

Over passend onderwijs ontvang ik zeer veel mails. Ik lees ze wel degelijk allemaal, maar kan ze onmogelijk allemaal op individuele basis behandelen; daarom probeer ik op deze wijze uw vragen te beantwoorden.

Uitgangspunt voor de VVD is dat kinderen die de zwaarste zorg nodig hebben, deze ook daadwerkelijk moeten krijgen en dat kan in het speciaal onderwijs. Daar blijven de bestaande 70.000 plaatsen beschikbaar. Niet ieder kind is echter gebaat bij speciaal onderwijs. Kinderen krijgen te vaak een etiket opgeplakt en worden soms van school naar school gestuurd of zitten thuis. Passend onderwijs moet een systeem zijn dat ieder kind een passende plek biedt. Meer kinderen kunnen in het reguliere onderwijs blijven. Een kind met lichte zorgvraag behoeft geen aparte klas, want ook later neemt hij of zij deel in de reguliere maatschappij. Leraren moeten hierop anticiperen en krijgen meer geld om te professionaliseren. Vanaf 2015 is na een bezuiniging van € 300 miljoen nog steeds € 1,9 miljard beschikbaar voor speciaal onderwijs/onderwijsondersteuning.

Voor de VVD is het belangrijk dat kinderen die werkelijk zorg nodig hebben, deze zullen blijven ontvangen. Daar zet ik mij in de Tweede Kamer ook persoonlijk voor in. Vanaf de behandeling van de onderwijsbegroting in november 2010 ben ik daar glashelder over geweest. Voorts wil de VVD niet dat scholen voor speciaal onderwijs omvallen. Dat is ook precies waarom de VVD in februari 2011 samen met CDA en PVV van onderwijsminister Van Bijsterveldt heeft verlangd dat ze de plannen zodanig bijstelde, dat er geen scholen voor speciaal onderwijs gesloten behoefden te worden. De politiek-maatschappelijke kern waar het bij passend onderwijs om draait betreft de vraag of alle hulp, die we kúnnen bieden, ook daadwerkelijk geboden en gefinancierd moet worden door de overheid. En mijn fractie zegt dan dat er niet met één op de vijf kinderen in het voortgezet onderwijs iets zodanig ernstig mis is dat ze speciaal onderwijs of bijzondere begeleiding nodig hebben. Voor mij staat daarom vast dat de beweging die dit Kabinet inzet om meer kinderen in het gewone onderwijs te houden de juiste is. Er worden simpelweg teveel kinderen aangemerkt alsof er iets met hen ‘mis’ is. Niet ieder gedragsprobleem in een klas moet tot een indicatie leiden. We plakken te snel en we plakken te vaak een etiket op een kind. We hebben vier keer zoveel rugzakkinderen als in 2003. Dát is pas niet normaal. Het signaal van wetenschappers luidt bovendien dat té vaak onduidelijk is of speciale begeleiding eigenlijk wel helpt. Dat moet de samenleving en dat moeten dus ook politici serieus nemen. Er zijn teveel indicaties en het gebeurt dat een lerarenteam over een 13, 14-jarig kind vindt dat het maar beter Concerta of Ritalin kan slikken als het lastig is in de klas om de ouders vervolgens te bewegen naar een makkelijk voorschrijvende arts te gaan. Dat is belachelijk. We medicaliseren onze kinderen – en daarmee onze samenleving. Daar horen we principieel stelling tegen te nemen.

Naast die principiële kant van de zaak, is het ook héél erg raar dat nooit een haan naar de kosten van rugzakken kraaide. Ouders mét kind naar acht sessies met een orthopedagoog sturen kost geld; geld dat we moeten gebruiken voor kinderen die écht zorg nodig hebben. Een belangrijk deel van de bezuinigingen op het passend onderwijs van € 300 miljoen valt te vinden door rigoureus te snijden in de bureaucratische rompslomp. Ik krijg van ouders veel teveel kastje-naar-de-muurverhalen over langs elkaar heen werkende adviseurs en over beroerde organisatie.

De manier waarop we passend onderwijs de afgelopen tien jaar hebben ingericht, lokt uit dat we teveel kinderen als hulpbehoevend bestempelen, ook als dit niet in het belang van het kind is. Ik vind dat de onderwijswereld die kant van de medaille scherper in het vizier moet willen krijgen. Ook zonder bezuinigingsnoodzaak zouden we, in het belang van het onderwijs en in het belang van kinderen, het steeds maar groeiende passend onderwijs moeten indammen. Maar zelfs mét de dringende noodzaak tot bezuinigen om de staatskas weer op orde te krijgen geldt dit: een land waar vanaf 2015 nog altijd hetzelfde bedrag als in 2005, namelijk zo’n kleine twee miljard euro beschikbaar blijft voor speciale begeleiding en voor speciaal onderwijs, is niet een asociaal land. De totale bezuiniging op het passend onderwijs bedraagt € 300 miljoen, waarvan bijna de helft wordt gevonden door te snijden in bureaucratische rompslomp, terwijl grofweg een kwart wordt bezuinigd op zogeheten ambulante begeleiding en een laatste kwart door de klassen in het speciaal onderwijs met 10% te vergroten.

De bezuiniging op passend onderwijs zal, zo blijkt uit een inventarisatie van het Ministerie van Onderwijs, ten koste gaan van een aantal banen in het passend onderwijs. In overleg met de onderwijsvakbonden heeft de minister van onderwijs een pakket maatregelen opgesteld om zoveel mogelijk gedwongen ontslagen te voorkomen en expertise te behouden. De verwachting is dat veel van de werknemers aan het werk kunnen in de nieuwe samenwerkingsverbanden en dat expertise daarmee behouden blijft. Voorts kan het geld voor ambulante begeleiding (deskundigen die een kind op school tijdelijk ondersteunen) effectiever en transparanter worden ingezet. Uit evaluaties van de Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs (ECPO) blijkt dat ouders nu vaak geen idee hebben hoe het geld voor de ambulante begeleiding van hun kind besteed wordt.

Het budget voor prestatiebeloning wordt nogal eens gezien als een mogelijkheid om de bezuiniging op passend onderwijs ongedaan te maken. Prestatiebeloning is door de inzet van de VVD in het regeerakkoord gekomen en voor de VVD is het van belang dat prestatiebeloning ook daadwerkelijk wordt ingevoerd. Het bedrag dat dit Kabinet beschikbaar stelt voor prestatiebeloning zal daarom niet worden ingezet voor het passend onderwijs, maar vanzelfsprekend wel voor het belonen van excellentie in ook het speciaal onderwijs. Voorts investeert het Kabinet met nadrukkelijke steun van de VVD in het lerarenbeleid en de lerarenopleiding om te zorgen dat leraren (beter) leren omgaan met verschillen in de klas, zeker wanneer straks meer kinderen met een lichte zorgvraag naar het reguliere onderwijs zullen gaan.

Het definitieve wetsvoorstel is eind 2011 aan de Tweede Kamer gestuurd en zeer nauwkeurig bestudeerd door de VVD. Op hoofdlijnen heeft het vanwege de bovenbeschreven uitgangspunten onze instemming.

Op deze Internetsite (http://www.tonelias.vvd.nl) vindt u verschillende bijdragen van de VVD over passend onderwijs.

Ton Elias, woordvoerder onderwijs van de Tweede Kamerfractie van de VVD

Lees meer

Kamervragen Ton Elias inzake stakingen onderwijs aan de Minister van Onderwijs

  1. Heeft u kennisgenomen van de situatie dat vele scholen – ondermeer de Jenaplanschool Wittevrouwen te Utrecht, De Rank te Schagen en de brede school Annie M.G. Schmidt te Amsterdam – hebben meegedeeld dat de school gesloten is tijdens de voorgenomen onderwijsstaking op dinsdag 6 maart 2012 en dat leraren de facto niet de keus hebben om les te geven? Hoe beoordeelt u het feit dat de werkgever besluit te gaan staken en door de school te sluiten leraren de mogelijkheid ontneemt onderwijs te verzorgen?
  2. Heeft u kennisgenomen van het besluit van het College van bestuur van Scholengroep Spinoza om de scholen op donderdag 26-01-2012 te sluiten en personeel actief op te roepen te gaan staken?[1] Zo ja, hoe beoordeelt u het actief oproepen tot staking door schoolbesturen?
  3. Bent u bekend met de stelling dat een school gesloten wordt als 30% of meer van de leraren staakt?[2] Zo ja, waar is die op gebaseerd?
  4. Heeft u kennisgenomen van het feit dat verschillende scholen ouders voor een voldongen feit stellen door hen mede te delen (vaak per mail of brief) de school te sluiten bij de staking op dinsdag 6 maart 2012?
  5. Hoe oordeelt u over het gegeven dat ouders in zulke gevallen geen inspraak hebben in het besluit een school al dan niet te sluiten?
  6. Bent u met de VVD van mening dat ouders terecht bezwaar maken tegen het sluiten van scholen, omdat het hen opzadelt met extra kosten voor kinderopvang dan wel noodzaakt tot het opnemen van een extra vrije dag?[3] Zo ja, vindt u dat scholen een oplossing moeten bieden voor ouders die niet de mogelijkheid hebben opvang te regelen of een vrije dag te nemen?
  7. Deelt u de mening van sommige ouders dat het vreemd is dat leraren van overheidswege worden doorbetaald wanneer zij staken, dan wel uit de stakingskas worden betaald, terwijl deze ouders zelf extra kosten moeten maken? Zo nee, waarom niet?
  8. Heeft u kennisgenomen van het besluit van sommige scholen die hun deuren sluiten op de dag van de staking om eveneens geen voor- en naschoolse opvang aanbieden? Zo ja, is dit wettelijk toegestaan? Wanneer dit niet wettelijk toegestaan is, welke eventuele acties kan de Minister ondernemen tegen scholen die hiertoe wel besloten hebben?
  9. Bent u er mee bekend dat volgens de gespecialiseerde vakbondspers[4]veel werkgevers hun docenten na de vorige staking d.d. 26-01-2012 niet hebben gekort op hun salaris. Hoe beoordeelt de Minister dit besluit van de werkgevers, waarover zij tijdens het mondelinge vragen uur d.d. 31-01-2012 nog geen antwoord kon geven?
  10. Kunt u inmiddels aangeven hoeveel scholen hun leraren doorbetaalden na de staking van donderdag 26 januari?
  11. Heeft u kennisgenomen van de stelling van Agnes Jongerius, voorzitter van de FNV, dat het inhalen van de gestaakte uren door leraren tegen het stakingsrecht is?[5] Zo ja, hoe beoordeelt u die stellingname?
  12. De Inspectie voor het Onderwijs zal, zoals u eerder aankondigde, kijken naar de urenrealisatie van scholen en of voldoende onderwijsuren zijn gerealiseerd. Hoe verhoudt dit zich tot de onder vraag 11 genoemde stelling van de FNV-voorzitter?
  13. In uw brief inzake het passend onderwijs d.d. 31-03-2011[6] stelt u dat de schoolbesturen de kosten voor het vervoer van leraren naar de landelijke manifestatie passend onderwijs te Nieuwegein d.d. 09-02-2011 hebben betaald. Tijdens het vragenuur d.d. 31-01-2012 antwoordde u echter op mijn mondelinge vragen dat het vervoer niet betaald zou zijn door de schoolbesturen. Kunt u definitief bevestigen dan wel ontkrachten dat de schoolbesturen het vervoer voor stakende leraren hebben betaald?
  14. Hoe beoordeelt u de houding van een meerderheid van de schoolbesturen verenigd in de VO-Raad die reeds op voorhand per resolutie verklaarde dat zij een democratisch genomen besluit inzake het wetsvoorstel ‘onderwijstijd’ niet zal uitvoeren?[7]
  15. Tegen het wetsvoorstel passend onderwijs is reeds op meerdere momenten gedemonstreerd. Bent u met de VVD van mening dat het keer-op-keer demonstreren tegen het wetsvoorstel en de eerder geuite plannen zonder nieuwe standpunten naar voren te brengen leerlingen onnodig de dupe laat zijn door afwezigheid van docenten?

[1] Brief College van Bestuur Scholengroep Spinoza aan ouders en leerlingen d.d. 20-01-2012.

[2] Telegraaf, 27-02-2012, ‘Staking onderwijs strop ouders’

[3] Telegraaf, 27-02-2012, ‘Staking onderwijs strop ouders’

[4] CNV Schooljournaal, 11-02-2012, ‘Hoeveel salaris wordt ingehouden na de staking?’, p. 21. Brief College van Bestuur Scholengroep Spinoza aan ouders en leerlingen d.d. 20-01-2012.

[5] http://www.fnv.nl/pers/perskamer/persberichten/120201FNVpasopvanBijsterveldtstakeniseengrondrecht/

[6] Kamerstuk 31497, nr. 56

[7] Resolutie ‘1040 uur’, http://www.vo-raad.nl/actueel/nieuws/besluitvorming-alv-1-december-2011

Lees meer

VVD: Stakingsdwang op school principieel onjuist

Meerdere scholen verplichten hun personeel om dinsdag aanstaande mee te doen met de onderwijsstaking en leggen de rekening daarvoor neer bij de overheid, leerlingen en hun ouders. Ze sluiten de school, sturen hun personeel in een bus naar Amsterdam en regelen geen opvang voor de kinderen. Hierdoor worden ouders vaak verplicht om een dag vrij te nemen. “Zeer onjuist” aldus VVD-onderwijswoordvoerder Ton Elias. “Natuurlijk, in Nederland hebben we stakingsrecht. Maar scholen die hun werknemers verplichten om te staken en de leerlingen en hun ouders vervolgens aan hun lot over laten zijn geen knip voor de neus waard.”

Het is niet de eerste keer dat leraren het werk neerleggen en ook nu blijkt weer dat veel werkgevers leraren die gaan staken niet zullen korten op hun salaris maar op kosten van de belastingbetaler doorbetalen. “Ouders worden opgezadeld met extra kosten voor kinderopvang of worden gedwongen tot het opnemen van een extra vrije dag. Terwijl de stakende leraren krijgen doorbetaald, moeten de werkende ouders extra kosten maken. De wereld op zijn kop”, aldus de liberaal die een serie schriftelijke vragen aan de Minister van Onderwijs heeft gesteld (zie bijlage).

Elias ergert zich ook aan het feit dat welwillende leraren voor een voldongen feit worden gesteld. “Er zijn scholen die niet alleen de ouders, maar ook leraren voor het blok zetten. Ik wil van de Minister weten wat zij er van vindt dat de werkgever besluit te gaan staken, de school sluit en leraren daardoor de mogelijkheid ontneemt aan het werk te gaan.”

Volgens de VVD’er legt het keer-op-keer demonstreren zonder nieuwe standpunten naar voren te brengen een onnodig beslag op de kwaliteit van het onderwijs door afwezigheid van docenten. “Ga lesgeven in plaats van staken, zou mijn oproep zijn”, aldus Elias.

Lees meer

Open brief Ton Elias aan rectoren regio Rijnmond en Rotterdam

Zeergeachte heer Timmermans,

tegen vage beschuldigingen kan ik mij niet verweren. Vandaar dat ik u vraag mij concreet aan te geven waar, wanneer en hoe ik leraren heb weggezet als voetvegen. Ik voeg drie artikelen van mijn hand bij, die wijzen op het grote belang van de leerkracht in het Nederlandse onderwijsbestel, maar die ook inhoudelijk gefundeerde kritiek bevatten. Ik tart u mij aan te geven hoe u daar uw onheuse bewering van af meent te kunnen leiden. Van schoolleiders mag naar mijn mening beter worden verwacht.

Voorts wil ik graag van u weten of u, met een ruime meerderheid van scholen die zijn aangesloten bij de VO-raad, van mening bent dat scholen een genomen democratisch besluit naast zich neer kunnen leggen, een opvatting waartegen ik principiële bezwaren heb, maar die niettemin bij resolutie is aangenomen: als ook de Eerste Kamer de wet op de onderwijstijd zou aannemen, hebben scholen die georganiseerd zijn in VO-raad-verband op voorhand reeds verklaard deze niet te zullen uitvoeren.

Graag uw reactie,

Ton Elias, Kamerlid VVD

Bijlagen:

1) Brabants Dagblad, ‘Scholen verdienen betere leraren’ (06-10-2011)

2) Volkskrant, ‘Docent in het stenen onderwijstijdperk’ (26-01-2012)

3) Liber, ‘Leraar is een prachtberoep’ (wordt vrijdag 17 februari gepubliceerd in het ledenblad van de VVD)

 

De open brief is gericht aan de heer Hans Timmermans, rector Alfrink College Zoetermeer, n.a.v. een brief (klik hier)aan Minister van Bijsterveldt en de Tweede Kamer, die door de volgende rectoren is medeondertekend:

Jan van Beveren, directeur St Jozef MAVO, Vlaardingen

Martin Duivenvoorden, rector Aloysius College, ‘s-Gravenhage

Rob van Oevelen, rector SG Spieringshoek, Schiedam

Thijs Veraart, rector Sint Maartenscollege, Voorburg

Willem Vonk, rector CityCollege, Rotterdam

Kees Booij, rector Veurs Lyceum, Leidschendam

Ben Dijkmans, rector Adelbert College, Wassenaar

Jos van Eyk, rector Vlietland College, Leiden

Lees meer

Ton Elias stelt mondelinge vragen aan Minister van Onderwijs over doorbetalen loon van stakende leraren

Gelukkig heeft een grote meerderheid van leraren vorige week donderdag gewoon voor de klas gestaan.

Toch heeft een belangrijke minderheid besloten die dag te staken, voornamelijk tegen de vermindering van het aantal vakantieweken van 12 naar 11 per jaar en vanwege 40 uur meer lesgeven per jaar aan leerlingen.

Staken, geen les geven en toetsen die meetellen voor eindexamens verzetten zijn zware middelen. En je kunt dus zeer van mening verschillen over de vraag of het gerechtvaardigd is dit zware stakingswapen in te zetten. Voor alle duidelijkheid: de VVD-fractie respecteert het stakingsrecht. Maar dan wel op eigen kosten. Wie staakt moet dat volgens de VVD-fractie óf op eigen kosten doen óf op kosten van de stakingskas van de vakbond.

Volgens de voorzitter van de vakbond Leraren in Aktie de heer Althuizen, hebben zo’n honderd scholen bij een actie eerdere deze maand de leraren doorbetaald. En naar verwachting zal dat bij de staking van vorige week donderdag weer het geval zijn.

Enkele vragen aan de Minister:

Heeft zij cijfers of kan en wil zij die zo snel mogelijk verstrekken over het doorbetalen?

Vindt zij het juist dat geld dat deze Tweede Kamer via de begroting naar de schoolbesturen sluist met de bedoeling om daar onderwijs van te laten geven gebruikt wordt om een staking te financieren?Daarbij roep ik in herinnering dat het Ministerie op soortgelijke vragen van mij vorig jaar heeft gezegd (1 februari 2011) het onjuist te vinden dat bij een demonstratie in Nieuwegein tegen het onderwijsbeleid het vervoer naar die bijeenkomst op kosten van onderwijsgelden was geregeld.

Is zij bereid de werkgevers in het onderwijs op te roepen om af te zien van deze zeer merkwaardige opstelling?

En tenslotte, vindt zij dat als werkgevers in het onderwijs blijven doorgaan met dit soort dingen, dat hiertegen maatregelen in de maak zouden moeten worden genomen? Het gaat hier namelijk ten eerste om een principe: wij als Tweede Kamer hechten onze goedkeuring aan het uitgeven van gelden voor onderwijs en niet voor stilliggen scholen. Maar daarnaast proef ik er een onjuiste mentaliteit in. ‘Het gaat maar om één dag en laten we ons daar nou maar niet druk om maken, want om zulke enorme bedragen draait het immers niet.’ Graag de mening van de Minister.

Lees meer