Ton Elias's Posts

Sommige leraren zijn werkelijk ernstig de weg kwijt

Ik krijg nogal wat boze mails van leraren. De teneur is dat ik hen verwijt lui te zijn. Dat is echter zoals de AOb (de FNV-bond voor onderwijsgevenden) mijn woorden heeft verdraaid. Uit al mijn bijdragen blijkt respect voor het vak van de leraar, leest u het maar na op deze site, maar wens ik óók te benoemen welke feilen er aan de beroepsgroep kleven. Het verbaast me zeer, om steker termen te vermijden, dat mijn woorden door verantwoordelijke bestuurders worden verdraaid tot kreten als zou ik gezegd hebben dat ‘de’ leraar lui is. Ik kom juist op voor die – meerderheid van – leraren die de school draaiend houden. Wat de wet op de onderwijstijd betreft: deze heb ik vooral gesteund, omdat er van de schoolleiding geëist kan gaan worden dat roosters beter in elkaar zitten en lesuitval minder getolereerd zal worden. Ik vind dat, mét veel ouders en leerlingen, namelijk een belangrijk probleem: het gehang in de gang en het relatieve gemak waarmee lessen uitvallen. Juist van hardwerkende leraren kreeg ik regelmatig de vraag of niet wat strenger kon worden opgetreden tegen de minderheid van collegae, die het niet zo nauw met de werkmentaliteit nam.

Twee mails pik ik er vandaag uit om op mijn persoonlijke site te zetten. Eerst van iemand die anoniem wil blijven. Opvallend is dat ik er daar vrij veel van ontvang. De situatie in de lerarenkamer is voor degenen die het eens zijn met kritiek op (een deel van de!) leraren inmiddels kennelijk bedreigend en ik vind dat veelzeggend:

Aan: Ton Elias

Onderwerp: Via VVD Ton Elias website

Beste heer Elias,

Ik ben het meer dan met uw verhaal in de Volkskrant eens. In het voorgezet onderwijs worden geen eisen meer gesteld. Ik heb 39 jaar examenklassen gehad en me telkens geërgerd aan de veel te hoge schoolonderzoekcijfers, waardoor ik voor joker tweede corrector was. Volgens mij moet de Inspectie daar eens op ingrijpen. Mijn schoolonderzoekcijfers weken nooit meer dan 0.5 af van het schriftelijk examen (gemiddeld natuurlijk). Laat de Inspectie daar eens actie op ondernemen.

Gr. [Anoniem]

Tenslotte wil ik nog een opvallende mailwisseling met de volgers van deze site delen. Ik heb het een paar keer gelezen, want ik geloofde mijn ogen niet. Wat hier eigenlijk staat is: “Als ik slecht geslapen heb, geef ik slecht les en dat mag. De eerste 5 jaar geef ik slecht les en dat mag. Als ik maar wat aanrommel in een les omwille van de gezelligheid en het groepsproces, mag dat ook. En als ik 26 (!) uur werk, dan ben ik daarvan een aantal uren niet effectief en dat mag”. Oordeelt u als lezer zelf. Ik heb – om de mailer tegen zichzelf te beschermen – ook hier de naam maar weggelaten.

Van: [Anoniem]

Datum: 27 januari 2012, 00:15u

Aan: Elias T.M.Ch.

Onderwerp: Uw optreden in Pownews

Geachte heer Elias,

Vanavond zag ik u in het programma Pownews en sprak u over het onderwijs. Zelf ben ik voltijds docent in de bovenbouw van het vmbo. Zelf heb ik niet gestaakt en dat zal ik ook niet zo snel doen. Maar tot mijn verbazing had u het over 12 weken vakantie en verworven onrecht.

Dat u als volksvertegenwoordiger zo spreekt over het onderwijs vind ik pijnlijk. Leerlingen die bij mij deze argumentatie gebruiken zal ik zonder meer corrigeren. Blijf bij de feiten en weet waar je over spreekt zal mijn argumentatie zijn.

Bij deze nodig ik u dan ook van harte uit om eens echt een dag les te geven in het vmbo onderwijs. Hopelijk dat u dan met meer kennis van zaken en met het daarbij behorende respect over het onderwijs spreekt.

Met vriendelijke groet,

[Anoniem]

Van: Elias T.M.Ch.

Datum: 27 januari 2012, 06:45u

Aan: [Anoniem]

Onderwerp: Re: Uw optreden in Pownews

En uw reactie op mijn inhoudelijke verwijt over door de Inspectie geconstateerde zwakte van lesgeven, zie ook mijn artikel in De Volkskrant van gisteren? Wat mij opvalt is dat velen daar zeer gemakkelijk aan voorbij gaan.

Ton Elias

Van: [Anoniem]

Datum: 27 januari 2012, 12.06u

Aan: Elias T.M.Ch.

Onderwerp: Antw.: Uw optreden in Pownews

Geachte heer Elias,

Dank voor uw reactie.

Natuurlijk valt er ook in het onderwijs nog wel wat te verbeteren.   Toch ben ik persoonlijk zeer tevreden met deze score. Dat heeft met de definities te maken die gehanteerd worden. In het onderwijs hebben wij niet alleen met lesinhoud, maar ook met groepsprocessen te maken. Zo kan een ‘gezellige’ les voor de groep en de andere lessen heel belangrijk zijn.

Als tweede geldt dat een docent minstens 5 jaar nodig heeft om effectief te kunnen lesgeven. Die leercurve wordt regelmatig genegeerd. Als derde kan van een docent niet worden verwacht dat deze 26 uur per week effectief is. Maar heel weinig mensen lukt dat op hun werk. Daarbij komt ook nog dat een uur lesgeven een grote inspanning is. Als ik een nacht slecht heb geslapen zijn ook mijn lessen van mindere kwaliteit.

Nogmaals wil ik benadrukken dat er best wel wat te verbeteren is. Maar ook dat statistiek wel degelijk een goede verklaring kan hebben.

Groet, [Anoniem]

Lees meer

Protesterende leraren zeggen dat alles in het onderwijs wel goed komt als we de leraar maar gewoon met rust laten. Maar te veel docenten presteren ondermaats, schrijft VVD-kamerlid Ton Elias. 

Volkskrant opinie, 26-01-2012

Vandaag staken leraren tegen van alles, maar toch vooral tegen de inperking van hun vakanties van twaalf naar elf weken per jaar. Eerst iets over hun methodes. In mijn visie hebben leraren – en ik haast me erbij te zeggen: náást en ná de ouders – in zekere mate een taak om het moreel kompas van jongeren te ijken. Dan valt toch niet uit te leggen dat ze bij een demonstratie vorig jaar een stapel oude schoenen klaar hadden gelegd om naar foto’s van politici te gooien? Ik stond daar te spreken, uitgefloten en uitgejoeld, zonder dat onderwijsgevenden het fatsoen hadden om te luisteren. Een jonge lerares stond op twee meter afstand met een schoen op mijn fotoportret te rammen.

Onlangs heb ik de organisatoren van die lerarendemonstratie recht op de man af gevraagd: vindt u dat normaal voor mensen die onze kinderen opvoeden? Ik vind het namelijk een blamage voor hun professie. Het veelzeggende antwoord luidde: ‘Je mag nog blij zijn dat we ze niet naar je hoofd gooien.’ Natuurlijk: er is vrijheid van demonstratie en er is vrijheid van meningsuiting. Leraren mogen van mij demonstreren zoals ze dat zelf willen, ik ben overtuigd liberaal. Maar vinden ze nou werkelijk, als onderwijsgévenden, dat dat zó moet?

Dan de inhoud. De Inspectie van het Onderwijs stelde vast, ik citeer het onderwijsverslag: ‘Uit lesobservaties van de Inspectie blijkt echter dat één op de tien leraren in het voortgezet onderwijs geen goede instructie geeft en dat één op de vijf leraren de tijd in de les niet efficiënt gebruikt. De helft van de leraren kan het onderwijs niet afstemmen op verschillen tussen leerlingen.’

Protesterende leraren zeggen dat alles in het onderwijs wel goed komt als we de leraar maar gewoon met rust laten. Enige onderbouwing voor de stelling dat de door de inspectie vastgestelde feiten daardoor zullen verbeteren, geven ze echter niet.

Waar ík namens de VVD-fractie al tijden voor pleit is een betere kennisoverdracht en professionele intervisie om het lerend vermogen van het onderwijsveld zelf op te krikken. Maar helaas zijn dat voor leraren scheldwoorden. En nogmaals, dat begrijp ik oprecht niet. Want in mijn uitgebreide contacten met scholen en leraren komt juist naar voren dat veel leraren en schoolbestuurders mijn inzet delen.

Prachtberoep
Ik vind dat veel leraren een prachtberoep hebben en zich uit de naad werken. Dat zeg ik iedere keer, alleen dat horen ze niet. Ze horen alleen dat ik óók zeg dat veel protesterende leraren in het stenenonderwijstijdperk leven en onvoldoende oog willen hebben voor het falen van delen (!) van hun beroepsgroep.

Belangrijkste trefwoorden voor de VVD bij het onderwijsbeleid zijn: meer aandacht voor vakmanschap, voor kwaliteit en vooral voor prestatiegerichtheid. Meer aandacht voor de kennisfactor, meer aandacht voor taal en rekenen. Meer structuur geven aan kinderen en jonge volwassenen, strenger examineren, meer eisen stellen. Niet alleen rechten in het onderwijs, maar ook plichten, zeker voor studenten in het Hoger onderwijs. We moeten nu maar eens definitief af van het idee dat verbeteringen in het onderwijs alleen plaats kunnen vinden, wanneer de overheid iedere keer een nieuwe zak met geld klaarzet. Er valt heel veel aan ons onderwijs te verbeteren dat géén geld kost, doch wél een mentaliteitsverandering vergt.

Zesjescultuur
De VVD vraagt iedere keer opnieuw indringend aandacht voor het bestrijden van de zesjescultuur en voor de waarde van de diploma’s in het Nederlandse onderwijs. Ik sprak een tijdje terug een rechtenstudent HBO. Hij was één van de twee (2!) studenten uit zijn ‘klas’ van 32 leerlingen, die geslaagd was voor een taaltoets in het eerste jaar, een toets die is ingesteld omdat op de havo te weinig eisen zijn gesteld. Dit is inmiddels gewoon. Vervolgopleidingen zitten met de handen in het haar over het gebrek aan kwaliteit dat ze binnenkrijgen. Dit moeten we radicaal bestrijden.

We hebben anderhalf jaar geleden in de Tweede Kamer voor elkaar gekregen dat je niet meer zonder gemiddeld een voldoende op je centraal schriftelijk examen je havo-diploma kunt halen. Dat zal leiden tot meer kinderen die gaan zakken én tot druk op volksvertegenwoordigers om daar iets aan te doen. Maar die druk moeten wij blijven weerstaan. We moeten niet toegeven als er gepiept wordt over de zwaarte van de examens; het moet volkomen normaal worden om harder en duidelijker te zeggen dat diploma’s halen, betekent dat je als leerling hard moet werken om aan stevige eisen te voldoen.

Het proces van hogere eisen aan examens moet worden voortgezet. Vervolgonderwijs moet op termijn niet langer de hiaten in de te lichte vooropleidingen bijspijkeren. Dit geldt nadrukkelijk ook voor het verzwaren van de eisen van het vmbo en de mavo. Over dit soort kwesties hoort het onderwijsdebat in Nederland te gaan. Niet over een paar vakantiedagen of veertig lesuren meer of minder.

Veel mensen binnen het onderwijs beschouwen dit kabinet als een tijdelijk ongeluk, een kwaal die zo snel mogelijk moet overgaan. Daarom proberen ze ook lastige maatregelen vooruit te schuiven, in de hoop op weer een nieuwe Ronald Plasterk die een miljard extra bij het onderwijs naar binnengooit zonder er iets voor terug te vragen. Die mensen hebben aan de VVD een geharnaste tegenstander. We gaan een paar dingen veranderen in Nederland die dringend aan verandering toe zijn, óók in ons onderwijs. En we gaan niet voor de eerste de beste schreeuwpartij of actie of staking opzij.

Ton Elias

Lees meer

Schriftelijke inbreng VVD t.b.v. schriftelijk overleg met de Minister van Onderwijs inzake de Beroepsgerichte kwalificatiestructuur d.d. 25-01-2012

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot wijziging van onder meer het Eindexamenbesluit beroepsopleidingen inzake de beroepsgerichte kwalificatiestructuur.

De leden zien aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.

In bijlage 1, bedoeld in artikel I, onderdeel J wordt veelvuldig gebruik gemaakt van Anglicismen en het Engels. Kan de Minister toelichten waarom het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kiest voor woorden als ‘employability’, ‘werkexploratie’ en ‘issues’. Hetzelfde geldt voor bijlage 2, bedoeld in artikel I, onderdeel J waar onder meer wordt gesproken van ‘live’ en ‘descriptor’.

Volgens de Minister biedt het onderdeel loopbaan en burgerschap voldoende ruimte voor afstemming op specifieke doelgroepen en beroepscontexten. Biedt dit, zo vragen de leden van de VVD, volgens de Minister voldoende ruimte voor MBO-instellingen en private aanbieders om vrijstelling te geven aan studenten die gezien hun levens- en werkervaring geacht worden de aspecten voor loopbaan en burgerschap te beheersen? Genoemde leden doelen hierbij onder meer op het zijn van kritisch consument en het kritisch zijn over eigen vitaliteit en fitheid.

Lees meer

preektekst Ton Elias plenair debat verzelfstandiging dislocaties primair onderwijs d.d. 19-01-2012

Voorzitter. Een school in het primair onderwijs kan naast het hoofdgebouw meerdere nevenvestigingen of zogenoemde dislocaties hebben. Het is misschien wel aardig voor de mensen op onze publieke tribune en voor die mensen die allemaal meeluisteren om nog even te vermelden dat dislocaties delen van een school zijn waarmee ruimtegebrek in het hoofdgebouw wordt opgevangen en dat een nevenvestiging dat deel van de school is dat daarvoor als een zelfstandige school functioneerde.

Dit wetsvoorstel beoogt de barrières weg te nemen voor het verzelfstandigen van die dislocaties en nevenvestigingen. Scholen, besturenorganisaties, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de PO-raad — de vertegenwoordiger van de meeste schoolbesturen in het primair onderwijs — hebben aangegeven dat er behoefte is aan verzelfstandiging van die dislocaties en zijn dan ook ingenomen met het wetsontwerp.

Toch stelt de VVD graag nog drie vragen. De minister van Onderwijs zal het begrip “substantieel aantal leerlingen” preciseren in een algemene maatregel van bestuur, van welk begrip sprake is als dubbele bekostiging moet worden voorkomen. Ik werk dit nu technisch maar even niet verder uit. Aan wat voor aantallen moeten wij dan denken? Ik wil daarvan wel graag een indicatie krijgen. Anders zou ik eventueel een financiële sprong in het duister fiatteren wanneer ik mijn fractie adviseer om voor dit wetsvoorstel te stemmen; dat is niet mijn gewoonte en dat gaat het niet worden ook.

Het tweede punt: de minister van Onderwijs verwacht dat als je nu naar de situatie in Nederland kijkt — zij spreekt op pagina 7 van haar memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel van een “momentopname” —  je dan maximaal 250 dislocaties en 50 nevenvestigingen ziet die in aanmerking zouden kunnen komen voor die verzelfstandiging. Maar de minister schat, zo schrijft zij in diezelfde memorie van toelichting, op pagina 9, dat er jaarlijks maximaal 20 van die dislocaties/nevenvestigingen zullen verzelfstandigen in de praktijk. Maar wat als het er nu veel meer zouden zijn in de praktijk? Wij hebben het altijd over een schatting. Wij willen als VVD-fractie aan de ene kant de mogelijkheid de facto van het creëren van nieuwe scholen in bijvoorbeeld nieuwbouwwijken, maar wij willen aan de andere kant geen vloed aan verzelfstandigingen en geen sterke groei van het aantal scholen, niet het minst vanwege het kostenaspect. Nu kun je redeneren dat je daar zelf bij bent. De minister heeft immers een discretionaire bevoegdheid, een duur woord voor: ze mag het zelf beslissen. Maar dat zal zij dan toch moeten doen op basis van geobjectiveerde criteria. Die verhouden zich weer slecht tot een eventueel getalsmatig maximum aan het aantal scholen en het feit dat je dus de kosten enigszins in de hand zou willen houden. Ik krijg dan ook graag een nadere verduidelijking van die eventuele precedentwerking, van de kosten, de criteria en de samenhang met de discretionaire bevoegdheid. Wordt de Kamer overigens geïnformeerd over de gehonoreerde aanvragen en zo ja, hoe? Vooraf, achteraf, wanneer dan?

Punt drie: ten slotte een vraag over het openbaar en het bijzonder onderwijs. Ik wil de zekerheid dat het wetsvoorstel niet ten koste zal gaan van het openbaar onderwijs in Nederland. Gemeenten hebben de verplichting om voor voldoende openbaar onderwijs te zorgen. De verhouding tussen scholen voor openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs zou naar aanleiding van dit wetsvoorstel kunnen wijzigen wanneer er vooral dislocaties van scholen op bijzondere grondslag zouden verzelfstandigen. Als dit gebeurt, zullen die scholen voor bijzonder onderwijs een groter beroep op gemeentelijke en rijksfinanciering doen. Hierdoor zou oneigenlijke concurrentie kunnen ontstaan tussen bijzonder onderwijs en openbaar onderwijs.

Nu geldt ook hier uiteraard het net al besproken punt van de discretionaire bevoegdheid. De minister bepaalt en zal dat warempel niet willekeurig of onevenwichtig doen of willen doen, tenminste, daar ga ik van uit. Maar dan lijkt mij toch wel dat de Kamer moet kunnen weten hoe haar weging in de praktijk heeft uitgepakt of zal gaan uitpakken. Dus op dat punt zou ik ook graag de geloofsbrieven van de minister willen zien. Graag een reactie.

Lees meer

Den Haag, 13 januari 2012

Geachte heer,

Dank voor uw bericht aan de heer Elias. Op verzoek van de heer Elias zend ik u hierbij zijn antwoord:

“Ik ben blij dat ik naast boze, verongelijkte, onredelijke en soms zelfs verregaand onbeleefde mails van onderwijsgevenden ook een flink aantal ondersteunende en bemoedigende mails ontvang. Met u ben ik van mening dat er in het onderwijs veel enthousiaste, goede leraren zijn. Dit heb ik tijdens verschillende debatten ook nadrukkelijk gezegd. Feit blijft wel dat helaas ook een groep leraren niet goed functioneert. Ik vind het van zeer groot belang dat de leraar, de spil van het onderwijs, ondermeer goed met verschillen tussen leerlingen kan omgaan en kritisch naar zijn eigen functioneren en dat van zijn collega’s durft te kijken. Leraren die niet goed functioneren moeten worden bijgeschoold en wanneer dit niet tot verbetering leidt, worden ontslagen. Dit Kabinet investeert met steun van de VVD in een betere beloning en vooral meer carrièremogelijkheden voor leraren. Daarnaast wordt geïnvesteerd in het versterken van het beroep van de leraar. Dat gebeurt met de lerarenbeurs, de promotiebeurs, de ontwikkeling van een lerarenregister door de beroepsgroep en met de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Kortom, ik pleit voor meer aandacht voor de goede leraar, voor het stimuleren van talent, voor prestatieverschillen en bijbehorende beloningsverschillen. Met één hoofddoel: kinderen goed les te geven. Ik hoop dat uw vrouw nog jarenlang met veel plezier voor de klas staat. Uw mail en dit antwoord plaats ik, uiteraard geanonimiseerd, op mijn website.”

Met vriendelijke groet,

Jeroen van Dijken, persoonlijk medewerker Ton Elias

—–Oorspronkelijk bericht—–
Verzonden: woensdag 11 januari 2012

Geachte heer Elias,

Zojuist naar Pauw en Witteman zitten te kijken en wel naar de discussie over het basisonderwijs.

Graag wil ik het volgende meegeven: HOUVOL, u heeft gelijk!

Er zijn grote verschillen in kennis en kunde van leerkrachten en belangrijker nog in beleving van de leerkrachten. Uiteraard is dat niet goed voor het onderwijs. De leerlingen missen hierdoor veel ook belangrijk de motivatie van de goede leerkrachten lijdt er onder.

Ik spreek uit tweede hand, mijn vrouw is leerkracht en ik trek mij conclusie uit onze gesprekken over ons werk.

Nogmaals houd vol omwille van de goed gemotiveerde leerkrachten en de leerlingen.

Vriendelijke groet,

Lees meer

Toespraak Ton Elias bij acceptatie Gouden Dijsselbloem d.d. 11 januari 2012

Uiteraard was ik bereid deze prijs persoonlijk aan te nemen. Ik ben er namelijk trots op dat maar liefst 80% van uw achterban mij heeft verkozen als winnaar van de Gouden Dijsselbloem. Dat zijn verkiezingsuitslagen die je maar zelden ziet in Nederland en voorbehouden zijn aan landen met een, op zijn zachtst gezegd, andere opvatting over eerlijke en anonieme verkiezingen.

In de spreektijd die ik heel netjes van u gekregen heb, leg ik u graag uit waarom ik trots ben op mijn uitverkiezing. Want natuurlijk probeert u mij met deze prijs voor joker te zetten – en dat mag! – maar ik gebruik dit moment graag om daar inhoudelijk wat op terug te zeggen.

In het juryrapport verwijt u mij ten eerste dat ik niet consequent ben als ik op het ene moment zeg dat u niet in Den Haag moet komen demonstreren als u voor de klas moet staan – en u op het andere moment verwijt dat u niet aanwezig bent bij een Kamerdebat. Hier slaat de jury de plank wel zeer aantoonbaar mis.

Die demonstratie waar ik het over had vond op maandag 23 mei overdag plaats en inderdaad: overdag en doordeweeks hoort u voor de klas te staan. Net zoals u wat mij betreft afgelopen maandag gewoon voor de klas had moeten staan in plaats van met een paar honderden leraren te besluiten uw kerstvakantie met één dag te verlengen.

Maar dat debat waar u in het juryrapport aan refereert was s’ avonds en begon om kwart voor zeven. Daar had u dus makkelijk bij kunnen zijn, zonder dat het ten koste ging van de lestijd. Maar in de avond, in uw eigen vrije tijd, was u in geen velden of wegen te bekennen.

Over die demonstratie van 23 mei wil ik graag nog iets kwijt. Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat leraren ook – náást en ná de ouders haast ik me erbij te zeggen – in zekere mate een taak hebben om het moreel kompas van jongeren te ijken. Dan valt toch niet uit te leggen dat u bij die demonstratie een stapel oude schoenen klaar heeft gelegd om naar foto’s van politici te gooien? En het werd nog bonter toen een jonge lerares, terwijl ik sprak, met een schoen op mijn fotoportret stond te rammen! Niet alleen de uitkomsten van uw verkiezingen rieken naar bepaalde praktijken in bepaalde landen, ook uw demonstratiepraktijken lijken daar op …

Ik vraag u dan ook oprecht: vindt u dat normaal voor mensen die onze kinderen opvoeden? Ik vind dit in ieder geval een blamage voor uw professie. Natuurlijk: er is vrijheid van demonstratie en er is vrijheid van meningsuiting. Ik was goed bevriend met Theo van Gogh. Maar ik was het zeer eens met zijn vader die zei: ‘dat er vrijheid van meningsuiting is, betekent nog niet dat je alles vervolgens ook maar moet zeggen’. Zou u daar nog eens over willen nadenken als u nog eens acties organiseert? U mag demonstreren zoals u dat wilt. Maar vindt u werkelijk dat dat, als onderwijsgévende, zó moet?

U verwijt mij in het juryrapport dat ik “zonder enige fatsoenlijke onderbouwing” roep dat “een groot deel van de leraren incompetent is, te veel zeurt en aangepakt moet worden”. Hoezo zonder onderbouwing? Ik voerde regelmatig feiten op en blijf dat ook doen. Deze Onderwijsinspectie stelt in haar onderwijsverslag 2009/2010 op pagina 15 vast, en ik citeer: “Uit lesobservaties van de Inspectie blijkt echter dat één op de tien leraren in het voortgezet onderwijs geen goede instructie geeft en dat één op de vijf leraren de tijd in de les niet efficiënt gebruikt. De helft van de leraren kan het onderwijs niet afstemmen op verschillen tussen leerlingen.” Hoezo geen onderbouwing? Uitlatingen van uw voorlieden wijzen erop dat alles in het onderwijs wel goed komt als we de leraar nou maar gewoon met rust laten in z’n klas. Enige onderbouwing voor de stelling dat de door de inspectie vastgestelde feiten daardoor zullen verbeteren, geeft u echter niet.

Waar ík namens de VVD-fractie al tijden voor pleit is een betere kennisoverdracht en professionele intervisie om het lerend vermogen van het onderwijsveld zelf op te krikken. Maar helaas zijn dat voor u scheldwoorden. En nogmaals, dat begrijp ik oprecht niet. Want in mijn uitgebreide contacten met scholen en leraren – een derde kritiekpunt in het juryrapport dat ik verre van mij werp is als zou ik geen contacten met de onderwijswereld onderhouden– komt juist naar voren dat veel leraren en menig schoolbestuurder mijn inzet deelt. Geeft u ook hén eens een stem, zou ik zeggen.

Dames en heren van het LIA, ik vind dat u in het stenen onderwijstijdperk leeft en onvoldoende oog heeft voor het falen van delen (!) van uw beroepsgroep.

En als u míj met deze prijs belachelijk wil maken, beschouw ík dat op mijn beurt dus als een compliment en zal ik deze prijs met trots boven mijn schouw hangen als feitelijke ondersteuning van mijn standpunt en dat van de VVD-fractie.

Hartelijk dank dus!

Lees meer

VVD wil debat over effectiviteit onderwijsgeld

Vandaag publiceerde het Sociaal-Cultureel Planbureau het rapport “Waar voor ons belastinggeld?”, een onderzoek naar de effectiviteit van de uitgaven van de overheid. Het Sociaal-Cultureel Planbureau concludeert onder andere dat het extra geld dat de afgelopen jaren naar onderwijs is gegaan nauwelijks heeft geleid tot betere prestaties.

VVD-onderwijswoordvoerder Ton Elias: “De bevindingen van het Sociaal-Cultureel Planbureau zijn dermate interessant en fundamenteel, dat ze aanleidingen moeten geven tot een serieus en principieel debat over de effectiviteit van de inzet van onderwijsgeld. Dat debat zal de VVD voeren en desgewenst in gang zetten. We zien te vaak dat meer geld niet leidt tot betere prestaties. Het zou goed zijn wanneer dat besef ook bij andere politieke partijen zou doordringen.”

Lees meer

Speech Ton Elias LAKS-demonstratie inzake onderwijstijd d.d. 21-12-2011

De VVD stáát voor wat we besluiten en daarom ben ik hier vandaag wél !

Ik wil dat jullie niet ’s-morgens om half acht een smsje krijgen welke twee uur er die dag weer uit gaan vallen! Áls je het al op tijd hoort …

Ik wil wél dat jullie lés krijgen en wat léren als je op school bent.

Ik wil dat leraren zich niet te makkelijk ziek melden of zich in jullie tijd bijscholen. De VVD wil dat leraren kwaliteit leveren.

En de VVD wil af van het gehang in de gang en het geslenter op het schoolplein.

De VVD ziet jullie als klant van het onderwijs. Met plichten. Maar ook met rechten.

Met klanten moet je altijd zorgvuldig omgaan. Dus ook met onderwijsklanten.

En daarom heb ik ja gezegd tegen een wet die van scholen eist dat jullie les krijgen.

Die van de leiding verlangt eist dat ze betere roosters maken.

Dát is wat er door deze wet straks ook gaat gebeuren.

Op mijn initiatief kan de Inspectie dat ook controleren.

En daarom ben ik vóór deze wet!

Laat je niet voor het karretje van de vakbond spannen die de lange lerarenvakantie wil behouden, maar kom op voor je echte belang: goed onderwijs in de klas en geen gehang in de gang!

Lees meer

Elias: Vrijheid onderwijs bij VVD in vertrouwde handen

Reformatorisch Dagblad, 06-12-2011

VVD-Kamerlid Elias is een overtuigd voorstander van de vrijheid van onderwijs. Dat geeft een band met christelijke Kamerleden. Maar denkend aan de bevindelijk gereformeerde politici heeft de liberaal wel last van „een graat” in zijn keel.

De Tweede Kamer besprak afgelopen woensdag en donderdag de onderwijs­begroting. Linksom of rechtsom komt bij dit jaarlijks terugkerende debat wel een keer de vrijheid van onderwijs ter sprake. Nu was het VVD-Kamerlid Elias die het thema aansneed. Hij voerde een vurig pleidooi voor een goede onderwijs­kwaliteit. De liberaal wil niet dat bestuurders van een islamitische school in Amsterdam die hun instelling moesten sluiten vanwege het slechte onderwijs, een nieuwe school starten.

In het debatje dat daarover ontstond, greep Elias de kans om zijn visie op artikel 23 van de Grondwet stevig neer te zetten. Hij noemde zichzelf daarbij een „principieel verdediger van artikel 23 van de Grondwet.” En even later, op een specifieke vraag van SGP-Kamerlid Dijkgraaf: „Het is volstrekt helder dat dit een belangrijk liberaal uitgangspunt is. Artikel 23 gaat om het recht op zelfbestuur en zelforganisatie.”

Enkele dagen na het debat licht Elias zijn stellingname toe: „Wij willen zelfs minderheden van minder­heden de ruimte bieden. Dat is het charmante van Nederland: er is ruimte voor anders­denkenden. Dat past bij ons land. Ik vind dat echte liberalen, zelfs als ze de machtsvraag in hun voordeel kunnen beslechten, ruimte moeten bieden aan volstrekt anders­denkenden. Dat principe zal ik tot mijn laatste snik verdedigen. Ik ben het dan ook eens met mijn partijgenoot premier Rutte, die eens stelde dat hij als liberaal van mening is dat als de vrijheid van onderwijs er nog niet was, deze morgen uit­gevonden zou moeten worden.”

Wat Elias tijdens de begrotingsbehandeling neer wilde zetten, is dat onderwijskwaliteit belangrijk is. „Ik ben niet tegen islamitisch onderwijs, niet tegen rooms-katholiek onderwijs, niet tegen protestants-christelijk onderwijs en niet tegen reformatorisch onderwijs; ik ben tegen slecht onderwijs. De vrijheid van onderwijs mogen we niet gebruiken als dekmantel om misstanden te laten voortbestaan. Het interessante is dat ook SGP, CDA en in toenemende mate ChristenUnie dat vinden. Daarin kunnen we elkaar dus vinden, en dat schept ook ruimte om de vrijheid van onderwijs als dragend principe van ons onderwijsbestel in stand te houden.”

De vrijheid van onderwijs heeft ook consequenties voor het benoemingsbeleid, bijvoorbeeld bij de vraag of scholen samen­wonende homoseksuele docenten moeten kunnen weren. Ook ligt er nog een belangrijke discussie in het verschiet over het toelatings­beleid. De linkse fracties willen dat scholen alle leerlingen en hun ouders accepteren als die de uitgangspunten van de school respecteren.

Elias kent de discussies. Hij wil er op dit moment niets inhoudelijks over zeggen. Alleen dit: „De VVD gaat die discussies opnieuw aan, met als uitgangspunt dat de kern, het wezen, de geest van de grondwettelijke onderwijs­vrijheid in stand blijft. Wordt dus vervolgd.”

Elias: „Mijn boodschap is dat de VVD op het thema artikel 23 te vertrouwen is. Wat dat betreft loopt er een rechte lijn van de liberaal Thorbecke, die in de negentiende eeuw de vrijheid van onderwijs in de Grondwet vastlegde, naar de liberale premier Cort van der Linden, die de gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs regelde, naar mensen als Bolkestein, Rutte, mijn oud-collega en huidig commissaris van de Koningin in Gelderland Cornielje en naar mij.”

Een opmerkelijke stellingname, zeker omdat er in de VVD nog wel eens andere geluiden klinken. Zoals van de directeur van het wetenschappelijk instituut van de partij, Van Schie. Hij wil het liefst af van de onderwijsvrijheid. Om te garanderen dat kinderen neutrale voorlichting krijgen over religies, moet de vrijheid van onderwijs wijken. „Staatsinmenging ter bevordering van de vrijheid kan soms geboden zijn”, zo stelde hij vorige week.

Elias kan er niets mee: „De meerder­heid binnen de VVD is altijd voor de onderwijsvrijheid geweest. Zelforganisatie is een belangrijk liberaal uitgangspunt. De lijn van Van Schie is niet de lijn van de fractie.”

Het argument van Van Schie dat alle kinderen objectieve informatie moeten krijgen over alles wat er in de samenleving speelt, deelt Elias op zich wel. „Maar dat borgen we ook in de kerndoelen. Daarin komt nu bijvoorbeeld ook te staan dat er voorlichting over seksuele diversiteit nodig is.” De liberaal onderschrijft de stelling dat alle scholen daar vervolgens op hun eigen manier mee om mogen gaan, mits ze zich houden aan de wettelijke bepalingen. „Ik heb er geen moeite mee als scholen vanuit hun eigen standpunt daarna een oordeel geven over de voorlichting. Dat behoort tot de kern van de onderwijsvrijheid.”

Elias heeft altijd al wat met het onderwijs gehad. Zijn vader was jarenlang onderwijsjournalist bij de rooms-katholieke krant De Tijd en daarna bij NRC Handelsblad. „We hadden het thuis altijd over onderwijs en politiek. Ik trad in 1977 in de voetsporen van mijn vader en werd journalist bij het universiteitsweekblad Folia Civitatis. Daarover is er een mooie anekdote. Tijdens een debat in de Tweede Kamer over een onderwijskundig onderwerp in 1979 werden wij beiden geciteerd. We waren er beiden ook bij. Mijn vader zat aan de ene kant op de perstribune en ik aan de andere kant.”

Dat de vrijheid van onderwijs gehandhaafd moet blijven, heeft voor Elias niets te maken met zijn rooms-katholieke opvoeding. „We waren thuis linksig katholiek. Toen ik op mijn zestiende besloot niet meer naar de kerk te gaan, was dat geen probleem. Het rijke roomse leven was mooi, maar ik verlang er niet naar terug. Ik ga ook niet meer naar de kerk, maar kijk niet met wrok op mijn opvoeding terug, zoals veel gereformeerden. Ik houd van klassieke muziek, ook van religieuze. Behalve naar Mozart luister ik veel naar Händel en af en toe naar Bach.”

Elias neemt zijn momenten van rust, ook om naar deze muziek te luisteren. „Ik word echt wel eens dol van de drukte in de Tweede Kamer. Er is nauwelijks tijd om te denken en te lezen. Soms zit ik op zondagmorgen al om acht uur in mijn werkkamer in het Kamergebouw. Dan zet ik muziek op en kan ik luisteren, denken en lezen. Heerlijk.”

Dat de grondwettelijke vrijheid van onderwijs belangrijk is, heeft volgens Elias alles te maken met zijn politieke overtuiging: „Ik ben een echte liberaal en wil ruimte geven aan andersdenkenden, ook al staat hun standpunt haaks op het mijne.”

In dit verband moet Elias nog wel iets van het hart. Hij leidt dat in met de stelling dat de persoonlijke verhoudingen tussen hem en veel staatkundig gereformeerden „al heel lang heel goed zijn. Ik woon al jarenlang in dezelfde straat als SGP-voorlichter Menno de Bruyne en ga heel vriendschappelijk met hem om.” Dan volgt zijn maar: „Ik vind dat zware gereformeerden vaak selectief winkelen in de vrijheid. Ik gun hun vanuit mijn liberale overtuiging van harte en gemeend hun scholen, maar hun vrijheidsbegrip houdt op als ik op zondag zou willen winkelen. Ook heb ik moeite met het moralisme van gereformeerden als het gaat over de manier waarop liberalen hun leven inrichten. Alsof wij dat slechter doen dan degenen die vanuit een bevindelijke achtergrond leven. Ik zou wat meer wederkerigheid willen zien. Het gebrek daaraan steekt als een graat in mijn keel.”

Lees meer